De tweede wereldoorlog heeft niet alleen veel mensen vernietigd en veel gebouwen laten sneuvelen, hij heeft ook de kunst aangetast. Aan de foto’s van onze groot- en overgrootmoeders te zien, moeten de jaren twintig prettig geweest zijn. Hop met de beentjes! Vreugde overal na het beëindigen van de eerste wereldoorlog. “Nooit meer oorlog” was de leuze. Deze geruststelling was er niet na WO-II. Korea was er vlug als nieuwe bedreiging en het Amerikaans wetenschappelijk begeleid oorlogsexperimentje in Japan heeft ook zijn sporen nagelaten. Sartre en zijn existentialisten hebben deze zinloze absurditeiten in een filosofische reflectie omgezet met eraan gekoppeld een nieuwe levensstijl, in ‘t zwart gekleed en tabak ten overvloed. Ook in de kunst werden wonden geslagen. De spanning tussen de zoektocht naar authenticiteit enerzijds, en de vervreemding door de oorlogsdreiging anderzijds, maakte dat men de mens niet meer als een rimpelloze god kon voorstellen, maar als geslagene, als getormenteerde. Gelukkig wordt kunst niet slechter van miserie.
Schilderkunst als vernieuwer
Men kan niet genoeg het belang benadrukken van de invloed van de Amerikaanse schilder Jackson Pollock (1912-1956) op de kunst van na ’45. Niet alleen op de schilderkunst zelf, maar ook op zeer veel artistieke media. Deze vader van het “abstract expressionisme” legde zijn doeken op de grond en vulde ze druppelsgewijs met striemen verf, zijn zogenaamde “drippings”. Hij was ook niet te berooid om een kwakje rechtstreeks uit de pot op het canvas te laten gutsen. Ongetwijfeld het voorbeeld bij uitstek tot het op gang brengen van het vooroordeel dat iedereen zoiets kan. Apen, olifanten en katten hebben het moeten uitproberen, met overigens vrij goede resultaten. Maar bij het mensenras is vlug gebleken dat maar weinigen het kunnen. Deze “action painting”, zoals men deze techniek van on-ambachtelijkheid is gaan noemen, is een vaardigheid die slechts weinigen beschoren is. Kortom, Pollock heeft met zijn prachtig oeuvre een weg geopend voor de gedachte dat een kunstenaar een creërend lichaam heeft dat intuïtief in staat is de juiste gebaren te maken om een interessante vorm tot stand te brengen. In de logica houdt men niet van intuïtie. De kunst wordt erdoor gemaakt. Pollock heeft gebroken met het denkbeeld dat het kunstwerk begint als het werk van de kunstenaar beëindigd is. Kunst maken is een proces. Het is een gebeuren dat overigens op voltooiing wacht door de interpretaties van de toeschouwers. Zolang er kijkers zijn gebeurt er iets, in principe zonder einde. Als niemand meer kijkt, is er geen kunstwerk meer.
Pollock heeft nog een derde aspect van het kunstwerk duidelijk gemaakt, namelijk dat een kunstwerk uit materie bestaat, uit een grondstof, in zijn geval verf. Verf heeft een kleur. Eens op doek neemt ze een vorm aan. Hoe vormloos een vlek ook kan zijn, eens op een drager geplenst is ze een spat die in relatie gebracht wordt met de andere kleurdeeltjes, op zoek naar betekenis. In het geval van Pollock was dit vlekkerig oppervlak niet zo licht interpreteerbaar. Gelukkig kwam Umberto Eco toegesneld als theoreticus, om hieraan een mouw te passen. “Laat er ons een open kunstwerk van maken”,(1) stelde hij voor, en iedereen kon vrij zijn gang gaan om er zijn eigen gevoelswereld in te projecteren. De communicatie bij een dergelijk proces wordt niet enkel bepaald door kleur en onomlijnde vlekken, maar ook door de aard van de bestanddelen van de verf en de dikte van de laag. Transparant of dekkend, flinterdun of in klodders, het speelt allemaal een rol, eens we kijkend beginnen te mijmeren. “Het medium is het kunstwerk”, schreef ooit een andere theoreticus.(2)
Naar de beeldhouwkunst
Het is wat eigenaardig om een stuk over beeldhouwkunst in te leiden met beschouwingen over schilderkunst. Toch heeft u zich niet van bioscoopzaal vergist. De vernieuwing in de beeldhouwkunst is immers na de tweede wereldoorlog moeizaam op gang gekomen. Het was nu eenmaal geen sinecure om een driedimensionale vorm te maken die even vernieuwend was als de schilderijen van Pollock. Het “abstract expressionisme”, d.w.z. de gevoelswereld van de kunstenaar uitdrukken via kriskrasse lijnen en vlekken, paste beter bij de schilderkunst. Action painting – met verf actie voeren – is gemakkelijker dan iets gelijkaardigs te doen met brons, ijzer, steen of hout.
Nochtans was het dat waar de kunstenaars toen naar zochten. Zo bijvoorbeeld een van de vaders van de “happening”, Allan Kaprow. Hij stond onder invloed van het gedachtegoed van het “abstract expressionisme”. Zijn eerste werken waren “action-collages”, die soms zo’n uitbreiding kregen dat ze de tentoonstellingsruimte volledig vulden. Het procesmatige van de “action painting” poogde hij over te brengen naar zijn “theater of mixed means”. In dit mengseltoneel werden lawaaierig speelgoed, toeters en bellen, bespeeld. Hij maakte dan ook live zijn werk in de galerij. Wat via de happening kon, was moeilijker te realiseren door de beeldhouwer die het van kappen, lassen en het maken van gietmallen moet hebben.
1) U. Eco, Opera aperta, Milano, 1962.
2) M.J. Parsons, How we understand art, Cambridge, 1987.
© 2008 – 2012, Willem Elias. All rights reserved. On republishing this article you must provide a link to the original article on www.belgischekunst.be.