De informele kunst heeft ook de kunsttheoretici niet onberoerd gelaten. Sartre had het zelfs over een ‘zijnsleer van de materie’. Hij waardeerde het dat men zich in de twintigste eeuw bewust was geworden van de materie, samen met de drager en de penseelvoering. Materie brengt leven in het werk. Ze heeft de buitenwereld niet nodig. Zichzelf tonen volstaat. De psychoanalist, Anton Ehrenzweig, vond een verklaring waarom de chaotische indruk, die de informele kunst bij een eerste ontmoeting geeft, verdwijnt. Onder de ogenschijnlijke wanorde zit de verborgen orde, namelijk die van het onbewuste van de maker. Op hetzelfde onbewuste niveau communiceert de kijker met het werk.
Het is vooral de semioticus, Umberto Eco, die interesse betoond heeft voor dit tekensysteem dat voordien geen betekenis had en er via de informele kunst een gekregen heeft. In zijn boek Opera Aperta (1962), het open kunstwerk, wijdt hij een hoofdstuk aan deze kunstvorm die zelfs bij de theoretici voor veel interpretatieproblemen gezorgd heeft.
Wanneer men het kunstwerk als een communicatiemiddel bekijkt, dan geeft de kunstenaar in zijn werk normaal gezien aanduidingen voor de toeschouwer om het te begrijpen. Ook al bevat de meeste kunst dubbelzinnige boodschappen, dan nog geeft de kunstenaar een richting aan. In de informele kunst is dat niet het geval. De toeschouwer kan ernaar fluiten. Daarom is de informele kunst een schoolvoorbeeld geworden van wat Eco ‘het open kunstwerk’ genoemd heeft om er de dubbelzinnigheden van de artistieke boodschappen mee aan te duiden. De informele kunst schept velden van interpretatiemogelijkheden. Het zijn panelen vol stimuli, zonder vaste bepalingen, open voor alle mogelijke lezingen. Hierdoor symboliseert dit soort kunst ook een zeer open wereldbeeld waarin men vertrekt van het uitgangspunt dat er zeer veel visies samen kunnen bestaan. Een definitief eenheidsbeeld kan niemand zich over iets vormen. Toch mag men deze openheid van interpretatie niet als pure willekeur bekijken. Zoniet zou het geen kunstwerk meer zijn. De kunstenaar legt wel degelijk esthetische informatie in het werk die uiteindelijk dan toch de openheid afbakent. “Een kunstwerk”, zegt Eco “blijft open zolang het een werk blijft. Daar voorbij wordt het betekenisloos.” De communicatie wordt door pure ruis verstoord. Dat is niet hetzelfde als een open teken dat naar een invulling verlangt. Er is dus wel degelijk een verschil tussen een informeel kunstwerk en een schilderspalet of een ververszeil dat een tijdje spatten opgevangen heeft.