Dat keramiek vooral leidt tot de expressie van de vervreemding, de angsten en de miserie van het menselijke bestaan wordt sterk gerelativeerd door het oeuvre van Pierre Caille. Hierin toont hij zich een grote verteller die met veel humor het leven van alledag uitbeeldt. Daarvoor heeft hij een soort Caille-mannetje gecrëeerd: rond hoofd, grote lippen, lange neus, ogen als karbonkels en een driehoekig gedrongen lichaam met latvormige spillebeentjes, eerder een poot te veel dan een te weinig. Een figuurtje dat niet treurt over de existentiële zorgen van het leven, maar vrolijk en verwonderd om zich heen kijkt naar de gekke wereld. Het zou model kunnen staan voor een stripfiguur.
Dit is ook niet te verwonderen aangezien zijn inspiratiebronnen komen uit wat men vandaag de ‘massacultuur’ noemt. Maar dan zeer ruim genomen, nl. ook de oude culturen waarin keramiek een grote rol speelde. De interesse voor het Verre Oosten had Caille opgedaan tijdens zijn frequente bezoeken aan de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in het Jubelpark te Brussel, waar hij vooral geboeid was door de collecties Griekse, Egyptische en het meest nog de Chinese keramiek. Verder had hij ook oog voor de Europese traditie van de keramische tegels met verhaaltjes erop, bijvoorbeeld deze uit Delft. Via tegels ging hij keramiek ook zeer monumentaal gebruiken. Uit dezelfde traditie nam hij ook aspecten over van de volkscultuur waarin de decoratieve postuurtjes in porselein een belangrijke rol spelen om het interieur mee op te vrolijken. Voeg hier nog het kinderspeelgoed aan toe en men vindt een fantasierijke wereld waarop Caille graag inspeelde. Hoewel hij in zijn werk vaak zwart als basiskleur gebruikt, kenmerkt het zich toch door het gebruik van zeer frivole kleuren die ver staan van de kleur van gebakken aarde. Deze wordt volledig verborgen door het gebruik van een waaier aan glazuren.
Men kan Pierre Caille het beste onderbrengen bij een niet-intellectualistisch surrealisme dat zich bront in de volkskunst. Het behoorde tot zijn vaak herhaalde uitspraken dat hij in creaties het onderscheid tussen droom en werkelijkheid niet scherp wou stellen. Toch komt zijn naam niet voor in het overzichtswerk “Het surrealisme in België”. Hij ontbreekt eveneens in de geschiedenis van de Cobra, de uitloper van het surrealisme, waarmee hij nochtans een verwantschap vertoont. Willemijn Stokvis vermeldt hem een keer, maar situeert hem tezelfdertijd vrij raak: “Speciaal met hun driedimensionale werken maakten zowel Vandercam als Reinhoud, evenals diens broer Roel, tevens deel uit van een nieuwe ontwikkeling van de beeldhouwkunst in België. Daarbij speelde de emancipatie van de keramiek tot zelfstandig uitdrukkingsmiddel een grote rol. Dit werd in het bijzonder gestimuleerd door de invloedrijke kunstenaar Pierre Caille, die in 1949 tot leraar keramiek werd benoemd aan La Cambre. Zo waren het in de jaren zestig in België niet alleen de Cobrakunstenaars, maar nog vele anderen die in metaal of keramiek of welk materiaal ook vrijelijk hun fantasie lieten gaan. In dat land leek daarmee voor het eerst op uitgebreide schaal weer de draad te worden opgevat van de fantastische wereld van Jeroen Bosch.”
Dit leraarschap aan La Cambre stelde Pierre Caille in staat een grote invloed uit te oefenen om het medium keramiek een plaats te geven in de moderne kunst. Hij speelde zo in Franstalig België de rol die Carmen Dionyse in Vlaanderen invulde. Dit betekent niet dat hij zich enkel tot keramiek beperkt heeft. Hij heeft eveneens geschilderd en werken in brons en hout gemaakt.