Liliane Vertessen is, voor zover me bekend, de eerste Belgische kunstenaar om het eigen lichaam als artistiek medium te gebruiken. Haar start ging niet ongemerkt voorbij. In maart 1981 beslist de burgemeester van Turnhout dat de “jeugd niet noodgedwongen mag geconfronteerd worden met het werk van Liliane Vertessen, het wordt ‘ongeschikt’ verklaard”(6). Haar tentoonstelling “Kunst Kempen Actueel nr.3” wordt verplaatst naar een ruimte in het Cultureel Centrum waar men bij het schouwburgbezoek niet noodgedwongen langs moet. “Op bevel van de brandweer” heet dat. Dit op zich tot de faits divers behorende gegeven, kenmerkt de hypocrisie van de burgerlijke moraal. Het schijnkarakter van deze heiligheid in het neonlicht plaatsen is ongetwijfeld het hoofdmotief van het oeuvre van Vertessen. De rel is er het bewijs van. Allicht niet gekaderd binnen zijn cultuurbeleid, heeft de betreffende burgemeester door haar te willen bedekken haar laten ontdekken.
Van kunstenaar uit de Kempen (met regionale tentoonstellingen in “De Nor” te Lommel vanaf 1975) werd zij nationaal opgemerkt door de kunstcritici om vlug ook internationaal bekend te worden. Het oeuvre van Liliane Vertessen is een verderzetting van een klassiek genre, nl. het zelfportret. De eigenheid hiervan is de zeer nauwe band tussen de ervaring via het eigen lichaam en de blik van de andere. Het “ik”van de kunstenaar wordt voorwerp dat vastgelegd is in een spiegelbeeld. Maar een zelfportret is geen spiegel, het is een zelfinterpretatie. Het zelfportret zweeft in het tussenveld van hoe de kunstenaar zich zelf ziet en hoe hij gezien wil worden door de anderen. Dit is zeer complex want het zelfbeeld heeft zo zijn blinde vlekken en naar de blik van de ander kan men gissen. Deze tussen -de -twee -situatie sluit goed aan bij een van de mooie gedachten van de Duitse filosoof Adorno. Deze stelt dat om te weten te komen wat iets is, men moet zoeken in het spanningsveld dat ontstaat binnen de tegenspraak tussen, enerzijds, de dingen zoals ze zijn en anderzijds, zoals we beweren dat ze zijn. Hierover gaat het oeuvre van Vertessen.
Vertrekkende van zelfgemaakte foto’s van haar lichaam in diverse poses, toont ze een vrouw die weinig te maken heeft met de vrouw die ze zelf is. Maar toch wordt haar identiteit opgehoogd door de wijze waarop ze zichzelf als droomvrouw afbeeldt. De minuscuulste vorm van het zelfportret is wel het banale reepje van vier pasfotootjes, waarop men al dan niet smoelen trekt. Doorheen haar artistieke ingrepen wil Vertessen daarentegen komen tot een maximaal zelfportret. Hierdoor krijgt haar identiteit een gelaagdheid. Haar eigenheid wordt een verscheidenheid. Het individu wordt meervoudig. “Je est un autre” schreef Arthur Rimbaud, en formuleerde in de negentiende eeuw een opvatting over het “zelf”, die pas in de jaren zestig van de volgende eeuw door een nieuwe generatie Franse filosofen verdedigd is geworden: “L’auteur n’existe pas”. D
e veelvuldigheid, waarin Liliane Vertessen zichzelf verbergend toont, wordt zo ruim, dat ze een algemeen karakter krijgt: “Femmes D’Aujourd’hui” niet een vrouw, maar de Vrouw. De eigenheid van het ik wordt overstegen door het vertoon van de karakteristieken van een geslacht. Het klassieke zelfportret, doorgaans slechts omringd met een gering aantal persoonlijke attributen, groeit bij Vertessen uit zijn kleren: het wordt de Vrouw in een context (ruimte) met een gemoedstoestand (tijd). Dit proces wordt nog geaccentueerd door de omkadering. In het begin beperkt zich dit door het stofferen van het hout, met pluche en pluim; vrij vlug wordt de tweedimensionaliteit van het beeld doorbroken door het aanbrengen van kleurrijk gebogen neonlicht (vanaf 1978); om dan een gans decor te worden met zuilen en draperingen (1983: Black Satin), soms aangevuld met objecten (Vliegtuig 1989, Zwarte lavabo 1992). Een evolutie die kernachtig kan geformuleerd worden als: kader wordt sculptuur en installatie. Het zich niet beperken tot één medium is een belangrijk kenmerk van het oeuvre van Vertessen. Begonnen als jazzmuzikante (in de jaren zestig) schildert ze zichzelf theatraal in badkamertoestanden (1975) om al vlug over te schakelen naar een aan filmische sequensen verwante fotografie.
Hoewel het een vernieuwend aspect is dat Vertessen de grenzen tussen de verschillende media wil doorbreken, speelt de fotografie toch een belangrijke rol als uitdrukkingsmiddel van haar lichaamskunst. Men zou haar kunnen benaderen als een voorbeeld van wat men de “geënsceneerde fotografie” noemt. De kunstenaar maakt een interessante opstelling die via de foto blijft bestaan. De fotografie is echter niet per se een middel om de dingen mee vast te leggen, zoals ze werkelijk zijn. Het is vooral een medium dat een specifieke betekenis aan het beeld kan meegeven. Vertessen speelt hierop in. Zij stelt de vrouw voor in haar dubbelheid nl. zoals ze door de man (soms of altijd?) bekeken wordt als lustobject, maar tevens als lustsubject d.w.z.als iemand die haar verlangens bloot geeft. Eigenaardig genoeg blijken die beelden soms in elkaar over te vloeien. Dit geeft aan de thematiek van Vertessen een grote charmante kracht. Enerzijds is het een maatschappelijk emancipatorisch protest tegen de mannenmaatschappij die de vrouw als prostitué in het met neon verlichte winkelraam drijft (1987 “Bar”). Anderzijds is er het eigen erotische verlangen van de vrouw naar haar tegenpool of dat ze soms met zichzelf beleeft. Via spiegels in intieme ruimten wordt de genotsmimiek ingeoefend (1989 “Shaked, Shocked”).
Liliane Vertessen toont ons het kat en muis spel tussen de mannenblik, die de vrouw tot lustobject herleidt, en de verlokking van het lichaam, waardoor de vrouw precies die blik wil aantrekken. Misschien is dit wel een mooie definitie zijn van “erotiek”. De kunst kan dit. Esthetiek en erotiek zijn Eén, zou men kunnen zeggen met een knipoog naar Wittgenstein. Het zijn de domeinen van de omweg en de uitgestelde boodschap. In het leven zelf kan dit ook, als men er een ars amandi op nahoudt. Tot slot moet ik het nog even hebben over een soort werk dat ogenschijnlijk een wending is in de stijl van Vertessen, maar bij nader toezien zeer verwant is. Het thema van de macht (1988 Cultureel Centrum Berchem, met o.a. “See think about it…”) is nauw verbonden met dat van de erotiek. Naar vorm zou men kunnen zeggen dat de aanwezigheid van het portret geminimaliseerd wordt ten voordele van de tot sculptuur uitgegroeide kader. Nog meer sculpturaal/installatie wordt de tentoonstelling rond het vliegtuig waar ze haar luchtdoop mee uitvoerde op haar veertiende (1989 Museum voor Hedendaagse Kunst, Gent). Rond dit door haar artistiek “ opgekalfaterde” vliegtuig bouwde ze een ganse wereld op die varieert van SS-piloot tot jeugdsouvenir. Sculpturen maken heeft haar steeds geboeid. Om een van de vele kartonnen maquettes te kunnen realiseren heeft ze tot in 1996 moeten wachten om het ontwerp 7m op 7 in roestvrij staal uitgevoerd te zien op de Koning Albert II laan te Brussel.
6) Het Laatste Nieuws 13/3/81