Karel Dierickx ontwikkelde in de jaren zestig een schilderkunst die een bijdrage leverde aan de Nieuwe Figuratie, en enigszins verwant was met de beeldenwereld van Pjeroo Roobjee. Eigenaardig gevormde figuren bevolkten in bewust onnatuurlijke kleuren zijn doeken waarop ze zeer verhalend weergaven wat er allemaal kan misgaan in de wereld. Het fantasmagorische verwant aan het surrealisme was niet veraf.
Begin de jaren zeventig ontstond er een breuk in deze stijl die een ware ommekeer mag genoemd worden. Van scherp maatschappijkritisch wordt Dierickx zeer intimistisch met aandacht voor de landschappelijke ruimte rondom zich. Zijn vraagstelling is verschoven naar het leven zelf dat natuur is, en waarvan de dood een belangrijk deel uitmaakt. Niet dit onvermijdbare einde interesseert hem, maar de weg ernaar toe, de wording die een verwording is. Dit proces is het best te vatten met de tekening. Potlood, levenscheppend, en gom, dodend, laten gemakkelijk de overgang van de ene naar de andere wereld weergeven, van begin naar einde. De tekeningen van dode vogels zijn gekend in het oeuvre van Dierickx. Vaak bevinden ze zich al in het stadium van de ontbinding, vol onverwachte tederheid.
Deze onbestendigheid beheerst ook de wijze waarop Karel Dierickx omgaat met het landschap. De ruimte rondom ons ‘is’ er nooit, ze wijzigt voortdurend. Niet alleen de tijd kan een subjectieve invulling krijgen, dat geldt ook voor de ruimte. Dierickx wordt getroffen door een detail, waarop zijn oog gevallen is, bijvoorbeeld een vlag van een schip. Het wordt het baken voor de innerlijke ervaring er omheen. Zijn schilderijen lijken wel impressionistisch met het gelijkaardige effect zodat men wel zou gaan denken dat ze abstract zijn, zoals de vijvers van Monet. Maar ze zijn niet impressionistisch, omdat de abstrahering niet het gevolg is van de waarneming, maar wel van de mijmering, van een innerlijke verwerking. Het harde coloriet uit zijn beginfase heeft hij dan ook ingewisseld voor bijzondere zachte – maar niet per se lieftallige – tinten: purpers, grijzen, blauwgroenen, die eerder verwijzen naar een gemoedsgesteltenis dan naar waarneembare feiten. Een beetje in de geest van de Italiaanse schilder Giorgio Morandi (1890-1964) voor wie het fles-zijn van het flesje bijkomstig was en ingeruild werd voor de gevoeligheid waarmee we met sommige dingen omgaan. Dierickx laat ons met zijn landschappen eerder toe in zijn eigen emotionele atmosfeer dan in de landschappelijke realiteit. De droom is niet veraf.
Samen met zijn geestesgenoten van ‘La nouvelle subjectivité’ reageerde hij tegen de schilderonvriendelijke houding van de verdedigers van de conceptuele kunst en het minimalisme. Tegenover de hieraan verbonden vaak puriteinse soberheid plaatsten ze een schilderkunst van het plezier. Dit wordt vaak uitgedrukt via het woord ‘picturaal’, d.w.z. de kracht die inherent is aan het medium verf. Schilderkunst beeldt de wereld niet uit, ze maakt een wereld.