L’être et le néant van Jean-Paul Sartre heeft José Vermeersch allicht nooit ter hand genomen. Toch heeft hij met volle teugen de geest van het existentialisme die na WO II in de lucht hing opgesnoven. De menselijke hulpeloosheid heeft hij zijn leven lang van kop tot teen uitgebeeld. Bestemd om huisschilder te worden is hij al op zijn twaalfde in de leer gegaan. Via lessen aan de academies van Kortrijk en later Antwerpen, heeft hij langzaamaan zijn verlangen om kunst te maken kunnen realiseren. Aanvankelijk schilderde hij, maar het is vooral met zijn keramische figuren dat hij een grote bekendheid verwierf. Hij heeft ook veel beelden in brons laten gieten. Het zijn overigens mooie voorbeelden van hoe materialen te vermommen zijn in andere. Zijn bronzen zijn zodanig gepatineerd dat ze op het eerste gezicht op gebakken aarde lijken.
José Vermeersch – zijn voornaam moet er altijd bijstaan want naast zijn kunst heeft hij een heel geslacht van kunstenaars voortgebracht – werkt uitgesproken figuratief. Zuiver expressionisme kan men dat niet noemen, al heeft hij nog van Constant Permeke les gekregen. Maar toch is expressie zijn hoofddoel. Hij brengt dit op twee manieren tot stand. Enerzijds is hij een meester in het weergeven van meelijwekkende uitdrukkingen op zijn gezichten: een open mond vol verwondering over het leed der aarde en een angstige blik. Anderzijds is de wijze waarop de rompen van zijn figuren in de ruimte geplaatst worden heel monumentaal, zelfs als ze klein zijn van gestalte. Dit wordt nog bekrachtigd doordat hij niet zelden zijn beelden in groep opstelt. Zijn expressionisme, laten we het toch maar zo noemen, kenmerkt zich door een meesterschap in de beperking. Hij trapt niet in de vervaarlijke val van de overdreven overdrijving zo eigen aan het werk van vele keramisten. Velen vergeten dat de karikatuur een brug te ver is en in feite tot een andere beeldcategorie behoort. Vermeersch kent de juiste maat. Het menselijke leed geeft geen aanleiding tot miserabilisme.
Verder maakt hij ook handig gebruik van het effect dat de huid van zijn keramieken, die vaak verkorst lijkt, oproept. De kleur van zijn beelden lijkt soms op die van de aarde. Niet omdat ze van dat materiaal gebakken zijn, maar omdat ze in de aarde gelegen hebben. Soms is de huid ook glad en gevlekt met de voor hem typisch geworden lichte en donkere kleurvarianten. Dit alles geeft aan zijn werk een sterke verwantschap met archeologische vondsten. Er is sowieso een sterke band met de oude culturen uit meerdere werelddelen: China, Afrika en Zuid-Amerika.
José Vermeersch sluit ook aan bij de nieuwe beeldhouwkunst die vooral in Engeland na 1945 tot ontwikkeling kwam en die zich wou bevrijden van het ideaal van de perfectie. Dit werd ingeruild voor het inzicht dat precies de onvolkomenheid een grote expressieve kracht heeft. Het valt ook samen met een wisseling in de opvattingen over de inhoud van een humanisme. Streven naar onbereikbare en dus illusoire volmaaktheid werd vervangen door het inzicht in de gebreken van de mensheid, een realiteit waarmee men moet leren leven. De thematiek van José Vermeersch is niet een en al kommer en kwel. Ontroerend is de wijze waarop hij de hoop, een ander existentialistisch thema, voorstelt via peuters die zich verwonderen over het nieuwe leven. Om ook zijn liefde voor de dieren niet te vergeten, waarin hij vooral aan de hond een humaan gelaat geeft.