Hilde Van Sumere studeerde aan de Brusselse academie en werd nadien assistente van beeldhouwer en architect Jacques Moeschal (1913-2004). Iedereen kent zijn werk Signaal aan het begin van de autosnelweg Brussel-Oostende, een hoge zuil met aan de top een abstracte schelpvormige sculptuur in beton die lijkt te zweven. Hij beoefende de geometrische abstractie met beelden die hij liefst in een omgeving integreerde. Eenvoud was zijn motto. Meteen was voor Hilde Van Sumere de toon gezet. Zij ontwikkelde haar eigen geometrisch abstract oeuvre: cirkel, vierkant, rechthoek, driehoek, trapezium, kubus en balk. Van een menselijke figuur is er geen spoor. De vormen zijn wat ze zijn, zonder verwijzingen. Ze worden medebepaald door een zorgvuldig uitgekozen materiaal: gepatineerd of gepolijst brons, zwart Belgisch marmer, arduin, Franse witsteen, beton, roestvrij staal, kerselaarhout, gepolijste messing, wit marmer, plexiglas, polyester, cortenstaal, marmer van Lasa, ebbenhout, gebluste marmer, wit gelakt hout, marmer bardillis imperiale, bleu du Brésil, rosé aurore du Portugal, beige graniet, wit marmer Bianco P, gelakt staal en vooral Carraramarmer.
Het werk van Hilde Van Sumere kenmerkt zich door frontaal werk. Hoewel de regel van Moore, nl. dat men een kunstwerk van alle kanten moet kunnen bekijken, voor haar werk geldt, is de recht op recht confrontatie doorgaans de boeiendste. Een totem verliest ook zijn effect wanneer hij scheef bekeken wordt. ‘God ziet U, hier vloekt men niet’ zou de aanmaning kunnen zijn bij haar werk, maar dan zonder woorden: respectvolle ingetogenheid. Ze werkt weinig met bolle vormen. Vierkant en cirkel overheersen. Weliswaar geometrisch, maar toch niet licht berekenbaar. Afgeleid van de geometrie zou een juistere beschrijving zijn. Precies de ‘afleiding’ is immers haar hoofdkenmerk. Ze doorbreekt het vlakke. Ze verstoort het homogene van de geometrie. Tegenover de zachtheid met grote aaibaarheid van haar materiaal brengt ze een weerbarstigheid aan. Een gleuf, een sleuf, een inham of gewoon een doorkijkgat. Het frontale geeft opening. De gladde vlakken worden in hun vlotheid gehinderd door rimpels en eveneens op geometrie gebaseerde uitstulpingen. Dit alles zonder oneffenheden. Alle beelden staan er op hun paasbest. Van sculpturale ingrepen geen spoor. Expressionisme is veraf. De idee dat kunst ook met viezigheid kan gemaakt worden, de zogenaamde ‘funk art’, is volledig afwezig. Het materiaal bepaalt mee de aura. Het zijn inderdaad symbolen van rust die aanmanen tot stilte.
Deze werken zijn niet alleen voor het oog bestemd. Men kan ze ook met de ogen dicht betasten. Ze zijn zeer tactiel. Naast het visuele speelt het haptische hier een grote rol. Dit maakt deze werken toegankelijk voor blinden. De vele pogingen om blinden te laten genieten van beeldende kunst komen hier volledig tot hun recht: de hand wordt evenwaardig aan het oog.