Vanaf 1978 maakt Guy Rombouts werken vertrekkende van de taal. De dikke Van Dale is hiervoor zijn materiaal. Hij zoekt er alle woorden uit met een formele gelijkenis: met middenin een “i” bv. of die uit drie letters bestaan. Dit laatste is overigens een parodie op de beperktheid van elk onderzoek. “Taal leeft en sterft” is zijn motto en hij werd gefascineerd door de relatie tussen objecten en letters. Zelfs in die mate dat hij vertrekkende vanuit objecten in 1984 tot een eigen alfabet kwam, dat mits wat oefening gewoon leesbaar is. De naam werd “Azart”, een samenstelling van “art” en A (tot) Z. Duchamp achterna krijg je ook de klanken die samenvallen met het Franse “hasard” dat “toeval” betekent.
De oorspronkelijke vorm “hasart” is ontstaan in de twaalfde eeuw, afkomstig van het Arabische az-zahr, dat “dobbelsteen” betekent. Behalve het speelse toevalskarakter van de kunst, is hier ook een verwijzing naar de in de inleiding besproken taaltheorie. De reeds vermelde vader van de taalwetenschap Ferdinand de Saussure heeft er de nadruk op gelegd dat het verband tussen de vorm van het taalteken en de betekenis louter toevallig en dus willekeurig is. Volgend citaat uit een interview over het Azart ligt volledig in die lijn: “De vorm van alle talen heeft iets toevalligs. Er bestaat geen verbinding tussen de vorm van een woord en het voorwerp waar het woord naar verwijst.
In het Azart heeft de vorm van de letters wel een visuele oorsprong. De ‘a’ staat voor angulair, hoekig, en de ‘h’ staat voor haarspeld, bijvoorbeeld. Omdat de laatste letter van een woord in het Azart weer aansluit bij de eerste letter, kunnen we ook figuren tekenen, die soms het idee van het aangeduide voorwerp uitdrukken. Je weet nooit vooraf welke vorm een woord zal opleveren. Soms is het een griezelige vorm en denk je dat je een monster hebt gemaakt. Cancers … (glimlacht) Soms moeten we heel lang zoeken om een mooie vorm te vinden…” (4) Het is misschien opgevallen dat hier over “we” gesproken wordt en inderdaad werd het Azart tussen 1987 en 1998 door Guy Rombouts verder ontwikkeld in nauwe samenwerking met zijn Poolse vrouw Monica Droste (1958-1998).
Onder ‘ontwikkelen’ moet men verstaan dat ze er zinnen gingen mee maken waarbij hun letters, vaak vrij groot, in een of ander materiaal een boeiende vorm opleverde. De letters kregen ook een kleur die zelf sprekend werd (bv de curve voor c is citroengeel en de elleboog voor e is eigeel). Omgekeerd bleken bepaalde mooi geconstrueerde vormen een leuke boodschap in te houden. Daarnaast bleven ze spelen met de idee dat elk voorwerp een naam heeft waarvan nu dan de eerste Latijnse letter ook kan gebruikt worden om woorden en zinnen mee te maken, bv. aquavit voor ‘a’ en botermelk voor ‘b’ in het drankalfabet.
Rombouts is bezorgd over het te lineaire karakter van de taal. Spreken kan men enkel letter na letter en dat heeft ook zo zijn invloed op het denken. Hij houdt meer van een cyclische benadering. Vandaar dat hij zijn zinnen sluit. Hij is overigens begeesterd door de drang om de dingen letterlijk te omvatten. Begrijpen is voor hem met letters omarmen, afgebakend in een cirkel van tekens. Groot was de verwondering van Guy Rombouts toen hij vernam dat zijn Azart verwantschap vertoont met het Fenicisch, het schrift dat aan de basis ligt van het Grieks. In het Grieks zijn alle letters abstract geworden. In het Fenicisch zijn er nog verwijzingen naar de oorspronkelijke pictogrammen, de tijd waarin men de zaken aanduidde via een vereenvoudigde tekening. Als conceptueel kunstenaar benadrukt Rombouts de willekeur van elk taalsysteem.
4) H. Theys, Rombouts & Droste, catalogus MUHKA, Antwerpen 1998.