Vanaf 1970 ontwikkelt Etienne Desmet een eigen toets. Het belangrijke werk Monument voor mijn vader, een been in bronzen klemmen, toont onmiddellijk zijn technische vaardigheid die gerust perfect genoemd mag worden. Een eerste versie is nog in polyester – een val waar sommige beeldhouwers ingelopen zijn onder invloed van de avant-gardeweigering om traditionele materialen te gebruiken. Desmet liet zich gelukkig niet lang vangen door deze pseudo-vernieuwingsdrang. Hetzelfde been werd ook in marmer gemaakt. Een dood been wordt hierdoor meteen levendig. De liefde voor het witte marmer van Carrara zal hem niet meer verlaten. Hij heeft een tweede atelier in deze Italiaanse kunstenaarskolonie. Dit marmer is voor de beeldhouwers immers het goud in de categorie steen. Wat echter het gebruik van metaal betreft, kiest hij voor brons, doorgaans gepolijst. Als hij de aantrekkelijkheid van de afstoting wil opwekken, opteert hij voor ijzer, al dan niet roestvrij. Vanaf 1983 werkt hij ook in hout. Steeds primeert de liefde voor het materiaal. Gepaard met een geloof in de intrinsieke kwaliteit ervan.
Brancusi kon nog doen alsof zijn neus bloedde wanneer men hem wees op het al te sensuele karakter van sommige van zijn vormen. Bij Etienne Desmet is dit het uitgesproken thema. Gemeenschappelijke betrachting is wel de zoektocht naar een uitgepuurde vorm die de essentie zou kunnen zijn. Desmet zoekt in nagenoeg al zijn werken naar het wezen van de erotiek. Echter niet mis te begrijpen. Zijn werk staat mijlenver van de pornografie of zelfs van de te uitdrukkelijke erotische beelding. Het koude marmer bevordert dit overigens allerminst. Chinese inkt of zachte potloden op handgeschept papier zijn hiervoor gebruiksvriendelijker. Desmet zoekt naar de essentie van de erotiek. Ik pleeg dit als volgt te definiëren. Erotiek is de vorm (beeld, tekst, klank,… maar ook de scenario’s van het leven) die gegeven wordt om de spanning op te wekken tussen de in stijgende mate verdwijnende afstandelijkheid van elementen die aantrekkelijk zijn voor elkaar. Deze ‘elementen’ kunnen lichamen zijn. Eén volstaat zelfs. Maar ook objecten.
Etienne Desmet heeft dit thema, telkens met een naar de navel zoekende abstrahering, in verschillende gedaanten uitgewerkt. Handen met niet mis te verstaan vingerspel. Peertjes die via hun steeltjes kussen. Bloemen met duidelijke geslachtelijkheid. Op elkaar verslingerde planten. Gebroken harten. Verstrengelde cypressen. Maar ook zijn ‘energieën’ zijn niet enkel bliksemschichten, grootse natuurfenomenen, want ze verwijzen evenzeer naar tussenmenselijk vuur. Desmet doet dit allemaal in een verfijnde soberheid en een niet-decoratieve elegantie.