Aspecten van de Belgische kunst na '45 - WILLEM ELIAS

  • Willem Elias
    • CV Willem Elias
    • Publicaties Willem Elias
    • 2017 – BAD – Where arts meets design
    • 2016 – DE-GENERATIES
      • De 80 kunstenaars – Willem Elias
    • HISK
    • VKE
    • VUB
    • Voordrachten
    • Contact
  • Schilderkunst
    • Abstract expressionisme of de lyrische abstractie
      • Pierre Vlerick
    • Cobra
    • Existentiële schilderkunst
      • Jan Burssens
    • Expressionisme
    • Fantastisch of magisch realisme
      • Octave Landuyt
      • Jef Van Tuerenhout
    • Fundamentele schilderkunst
      • Raoul De Keyser
      • Luc Tuymans
      • Hugo Duchateau
    • Geometrisch abstracte of conrete kunst
    • Hyperrealisme
      • Roger Wittevrongel
    • Informele kunst
    • Jonge Belgische schilderkunst
    • Narratieve schilderkunst
      • Frank Maieu
      • Fred Bervoets
    • Neo-expressionisme
    • Neo-realisme en “Ecole de Paris”
      • Jos Verdegem
    • Neoconstructivisme
    • Neosymbolisme
    • Nieuwe figuratie
      • Roger Raveel
    • Post-expressionisme en animisme
      • Armand Vanderlick
      • Henri-Victor Wolvens
    • Surrealisme
    • Transavant-garde
      • Jean Bilquin
  • Beeldhouwkunst
    • Arte Povera
    • Assemblage
    • Existentiële beeldhouwkunst
    • Kinetische kunst en op-art
    • Minimalisme
    • Neokubisme
  • Andere aspecten
    • Conceptuele kunst
      • Body Art
      • Installatiekunst
      • Kunst als maatschappijkritiek
      • Kunst en taal
      • Neodadaïsme
      • Videokunst
    • Postmodernisme
      • Kunst en massacultuur
      • Ugly Realism
    • Kunst vanuit het medium
      • Brons
      • Grafiek
      • Keramiek
      • Multimedia als nieuwe media
    • Reflecties
      • Kijken is de kunst
      • Kunst en feminisme
      • Kunst en wetenschap
  • Kunstfilosofie
  • Kunsteducatie
  • Snoecks

Cobra: COpenhagen, BRussel en Amsterdam

6 October 2012 By Willem Elias

De naam ‘Cobra’ draagt het internationalisme in zich. Hij werd door de Belg Christian Dotremont gevonden als samenstelling van ‘COpenhagen, BRussel en Amsterdam’. Zijn broer Guy haalde de sfeer aan waarin die beweging tot stand kwam. Zoals andere gekken het kubisme, het futurisme, het dadaïsme, het surrealisme uitgevonden hebben, zo heeft een aantal dichters en beeldende kunstenaars in een collectieve onderneming Cobra tot ontwikkeling gebracht. Het werd een heldenverhaal van uitgehongerde en berooide vagebonden die een humanisme nastreefden gebaseerd op levensvreugde.

Dus helemaal niet het negatieve van het dadaïsme. Geen afbraak, maar opbouw. Maar evenmin de brave weg. De verwijzing naar de slang was immers het symbool van de strijdvaardigheid en het revolutionaire karakter van deze experimentele beweging. Niet enkel het materiaalgebruik maar alle oude regels van de kunst werden in vraag gesteld. Men ging overigens verder dan de kunst. De gevestigde waarden van de maatschappij zelf kregen het te verduren op zoek naar nieuwe opvattingen over het leven. Vele leden deden mee aan het verzet tegen de bezetter al dan niet als communist, toen het communisme nog onverdacht was. De veroordeling van de vrije kunst van hun voorgangers als ‘entartet’, lag nog fris in het geheugen. De kunst zou voor nieuwe waarden zorgen. Kunst en leven moesten samenvloeien. Iedereen is kunstenaar, weliswaar zonder het te weten. De kinderen maken ons dat duidelijk. De kunstenaar moet tevreden zijn dat hij die naïviteit weet te behouden.
Toch kwam deze spontaniteitsvloed niet uit de lucht gevallen. Vooral in Denemarken waren er al voorlopers in de jaren dertig. Dit ongebreidelde schilderen was een stroming waardoor er voor het eerst in de Deense kunst van avant-garde gewag kan gemaakt worden. De vertegenwoordigers groepeerden zich rond de tentoonstellingsvereniging Oogst. Waardering voor de abstracte kunst, inzicht in de expressiewaarde van de primitieve niet-westerse kunst en de beelden uit de Noorse mythologie klitten hier samen. Dit kon WO II doorstaan, omdat in tegenstelling tot andere landen er in Denemarken geen repressie was geweest ten aanzien van de zogenaamde entartete kunst. Na de oorlog was het vooral Asger Jorn (1914-1973) die contacten legde met geestesgenoten uit het buitenland. Hij werd een spilfiguur bij de stichting van de Cobrabeweging. Zo ontmoette hij in 1946 schilder Constant Nieuwenhuys die de Nederlandse correspondent voor de oprichting van Cobra werd. Constant zelf leerde in 1947 eerst Karel Appel en nadien Guillaume Cornelis van Beverloo, beter gekend als Corneille kennen. Samen vormden ze de kern van de Hollandse groep, die met de ‘secretaris-generaal’ Christian Dotremont en een andere Belg, Joseph Noiret, op 8 november 1948, in het Parijse Café de l’Hôtel Notre-Dame de stichtingsvergadering van Cobra hielden. Deze zes niet-Fransen hadden juist een driedaagse conferentie van de Revolutionaire surrealisten achter de rug. Ze waren het Franse geparlesant moe en eerder dan voor de theorie kozen ze voor een revolutie van de praktijk.

De gemeenschappelijke punten tussen de verschillende Cobraleden vat Dr. Willemijn Stokvis, een grote deskundige in deze aangelegenheid, als volgt samen: “Alle essentiële elementen van de kunst en de ideeën over kunst die gedurende de oorlog en vlak daarna binnen de Deense groep ‘abstracten’ waren ontstaan, zouden nadien worden opgenomen in de internationale Cobrabeweging. Daarin zouden zij samensmelten met vaak min of meer eendere ideeën van de groepen en kunstenaars uit andere landen die Cobra mede vormden. In het kort zijn dit: een spontane uitdrukkingswijze, waarbij aan de eigenschappen en de toevalligheden van het materiaal een actieve rol in het scheppingsproces wordt toegekend; het “mythe-scheppende”, waarbij men zich verwant voelde aan volkskunst, kunst van primitieve volkeren en volkeren uit de prehistorie, aan de kindertekeningen en aan de kunst van krankzinnigen; de verwerping van het surrealisme waarvan men evenwel erkende er veel van te hebben geleerd en er de methode van het automatisme van overgenomen te hebben (die men overigens liever met de term ‘spontaniteit’ benoemde); de verwerping van het formalisme in de kunst, met name de koele geometrische abstractie; het samenwerken aan één project, bijvoorbeeld de decoratie van een huis; het dooreenmengen van schrift en beeld; en ten slotte het ideaal de weg vrij te maken voor een nieuwe volkskunst, waarbij ieder mens, zonder de knellende banden van opgelegde academische regels en esthetische normen, zich weer vrij zou kunnen uiten in de taal der fantasie.”

Hun inspiratiebronnen om tot het ‘zuivere scheppen’ te komen waren een wisselwerking van meerdere kunstenaars. Hun bewondering voor de primitieve culturen namen ze over van Gauguin. Ook bij de eerste abstracten gingen ze te rade. Kandinsky voor zijn expressieve kracht en Klee voor zijn speelse omgang met oervormen. Of was het er een verzet tegen? In Parijs kon de geometrische abstractie na de WO II op veel belangstelling rekenen. Cobra reageerde tegen wat ze het ‘inhoudloze’ van deze koele kunst noemden. Voor de warme kleuren hadden ze goede voorbeelden in het fauvisme, een vorm van Frans expressionisme met een wild coloriet, i.p.v. de terneerdrukkende Duitse versie. Ze sympathiseerden overigens met de lyrische abstractie die gelijktijdig opgang maakte, met figuren als Hartung, Mathieu en Wols. Picasso was voor hen sowieso een vrijheidssymbool, zowel door zijn kunst als om zijn maatschappelijk optreden. Miró waardeerden ze voor de frivole speelsheid waarmee hij zich distantieerde van het intellectualistisch surrealisme van Breton. In hun werk verzoenden zich de vormvrijheid van het expressionisme en de spontane gekte van het surrealisme via een verregaande abstrahering.

Ook filosofen en psychologen hadden invloed. Dit is het geval voor de theorie over het onbewuste van Freud. Ze verheerlijkten immers de uitingen die zonder repressie opborrelden. Velen geloofden in het bestaan van een psychische oervorm zoals Jung die besproken had in zijn werk. De interesse voor het communisme leidde hen naar Marx. Hun interesse voor het natuurlijk gebruik van materialen bracht hen ertoe een verband te zien met zijn theorie van het ‘dialectische materialisme’. Maar dit was wat bij het haar getrokken. Hun voorkeur ging naar de Franse filosoof Gaston Bachelard. Deze man van de wetenschap hechtte eveneens veel belang aan poëzie, verbeelding en dagdromerij in het algemeen.

Kunstenaarsbewegingen noemt men best ‘initiatieven’, d.w.z. dat de aanvang ervan belangrijker is dan de duur. Cobra hield inderdaad op in 1951 door de opname in het sanatorium, omwille van het vaststellen van tuberculose, bij zowel Jorn als Dotremont. Het einde van een initiatief is echter niet het einde van een gedachtegoed of van een schilderstrant.

Filed Under: Cobra Tagged With: Christian Dotremont, Maurice Wyckaert, Pierre Alechinsky

Christian Dotremont (1922-1979)

6 September 2012 By Willem Elias

De spilfiguur van de Cobra, Christian Dotremont, was een literaire figuur met filosofische belangstelling. Hij was geen schilder. Toch heeft hij beeldend werk gemaakt. Een eigen soort waarvoor hij zelf namen ontwierp: ‘logogram’ en ‘peinture-mot’.

Zijn logogrammen bestaan uit poëtische zinnen die echter onleesbaar geworden zijn omdat de poëzie verschoven is van de inhoud naar de vorm. Het zijn kalligrafische tekeningen geworden, zichtbaar maar niet per se leesbaar. Cobra was zeer geïnteresseerd in de vorm van het schrift. We zitten aan het begin van de bloei van de Franse semiologie, de leer van de tekens. Uitgangspunt is dat de vorm van die tekens voor bijbetekenissen zorgt, los van de inhoud. Dotremont heeft hiermee geëxperimenteerd. Daaraan verbonden is het een extreem doortrekken van het surrealistische principe van de ‘écriture automatique’, zijn gedachten de vrije loop geven zonder rationele censuur, het onbewuste toelaten het lichaam te verlaten. Met zijn logogrammen hield Dotremont zich zelfs niet aan de letters. Het handschrift liet alle conventies los. Het sprak voor zich.

Zijn ‘peintures-mots’ sluiten aan bij een van de geliefkoosde acties van de Cobraleden, nl. samen werk maken. De woordschilderingen bestaan uit zijn gekrabbelde zinnen en uit tekeningen van schilders op hetzelfde blad door elkaar. Het vaakst heeft hij dit gedaan met Appel, Jorn en Alechinsky.

Filed Under: Cobra, Portfolio Tagged With: Christian Dotremont

Cobra in België

6 September 2012 By Willem Elias

Naast het buitengewoon actief stichtend lid, Christian Dotremont, is Pierre Alechinsky onder de Belgen de beroemdste Cobrakunstenaar. Onder de beeldhouwers zou men Pol Bury kunnen vermelden, maar die ging vlug over naar een sobere vorm van kinetische kunst. Sporadisch was ook Hugo Claus al eens bij de activiteiten van de beweging betrokken. Een aantal namen is jammer genoeg niet meer vermeldenswaardig. Bij diegenen die in het zog van het officiële gebeuren dezelfde geest uitstralen zijn dan weer een aantal zeer interessante kunstenaars. Louis van Lint, Jan Cox, Raoul Ubac en Serge Vandercam, als schilders en Reinhoud en eigenlijk ook Roel D’Haese als beeldhouwers. Maar ook Maurice Wyckaert die, precies wegens het afwijken van de nieuwe regels, aan het doctrinaire dat in elke beweging schuilt ontsnapt is.

Het zou verkeerd zijn het Cobragebeuren teveel als een losstaande zaak te zien. Die vrijheid van schilderen kaderde in een tijdsgeest, met aan-, gelijk-, na-, en uiteraard ook meelopers. De band met het surrealisme betekende ook dat de literatuur dicht in de buurt was.
Zo werd in Luik (1949) de groep Réalité-Cobra gesticht door de schilders Georges Collignon (1923) en Léopold Plomteux (1920), vrij vlug bijgetreden door o.a. Pol Bury. De groep ontleent zijn belang aan het feit dat voor het eerst in België na WO II de verdediging opgenomen werd voor de abstracte kunst met de bedoeling haar beter bekend te maken. De tweede internationale Cobratentoonstelling in Luik in 1951 was aanleiding voor onenigheid en de groep werd ontbonden. Niet getreurd, want de reeds genoemden, aangevuld met Jo Delahaut en Jean Milo (1906-1993) stichtten in 1952 de Groupe Art Abstrait in Brussel. Het hoofddoel kon dus bestendigd worden.

Taptoe was ook zo’n broeinest van de naoorlogse zoektocht van kunstenaars naar hun weg die bij voorkeur naar het buitenland zou leiden. Parijs is er nog steeds het symbool van. Eerst was het gestencilde tijdschrift, uitgegeven door o.a. Walter Korun, noodzakelijk pseudoniem voor de beroepsmilitair Piet De Groof (1931), die het nog tot generaal-vlieger zou brengen, maar zich vooral onderscheidde, naast zijn vele medailles, door een grote liefde voor de kunst. Hij was een belangrijke bron voor die periode van de uitlopers van de Cobra. De naam werd overgenomen door Galerie Taptoe, annex café, opgericht door Clara en Gentil Haesaert in hartje Brussel (december 1955 tot april 1957). Het was o.a. een reactie tegen de te grote macht van het Franstalige Palais des Beaux-Arts, dat vooral de Franse kunst promootte. Toch werd er Frans gesproken, zelfs aan de toog. En prijkten op de affiche van de eerste tentoonstelling (december 1955) een mengeling uit de eigen kunstenaarsstal (Alechinsky, D’Haese, Vandercam, Wyckaert) met een aantal namen uit Parijs. Ze hoopten op uitwisselingen. Het initiatief was dus enigszins dubbelzinnig, maar geenszins ingegeven door flamingantisme. Het bleef ook de plaats die Asger Jorn, de onvolprezen Cobraman, frequenteerde om zijn Belgische contacten te onderhouden eens de Cobra als groep uit elkaar was gevallen.

Maar vanaf 1955 was er een hernieuwde belangstelling voor de Cobra in België. Taptoe was ook de plaats waar de Situationistische Internationale besproken werd. Dit was een artistiek-politieke beweging die leven en kunst wou verenigen o.a. door te ijveren voor publieke ruimten die niet de onmenselijke dimensies hadden zoals die door de geometrie van de modernistische architectuur voorgeschreven werd. Wyckaert was er een actief lid van, evenals de reeds genoemde Walter Korun.

Filed Under: Cobra Tagged With: Christian Dotremont, Maurice Wyckaert, Pierre Alechinsky

Het dadaïsme

6 September 2012 By Willem Elias

Een leeuw met scherpe tanden en dito klauwen, maar met een kwispelstaart. Dada leverde een totaalkritiek op de westerse cultuur. In 1918 schreef een van de belangrijkste woordvoerders Tristan Tzara: “Er moet een groot destructief negatief werk voltooid worden. Uitborstelen, schoonmaken… en dit met alle middelen van de dadaïstische afkeer.” Dada werd geboren uit een diepzittende opstandigheid die bewust gevoerd werd tegen drieduizend jaar geschiedenis. Terug Tzara: “Alles wat men ziet is vals.” Dit staat dicht bij een gedachte van de jonge Marx, nl. dat al wat bestaat waard is dat het vergaat. Zowat het omgekeerde van Hegel die stelde dat de werkelijkheid redelijk is. De creativiteit was voor de dadaïsten essentieel van negatieve aard. Artistiek handelen moest vernietigend zijn. Elke hiërarchie moest ondermijnd worden. De spontaniteit moest, volgens Tzara, schoon schip maken met elke vorm van verplichting en dwang. De ontmoetingsplaats van de dadaïsten, het Cabaret Voltaire in Zürich, stond symbool voor deze vrijheidsdrang. Deze hunkering naar onafhankelijkheid is nauw verwant met deze van het anarchisme, maar dan aangedikt met een ongeloof in het humanisme en een verwerping van de principes van de Verlichting. In deze idealen geloofden de anarchisten immers nog wel. De dadaïst wil ‘antimens’ zijn. Nederigheid is meer op haar plaats dan trots. De ervaring van het niets brengt geluk, zoals de scherven.

In plaats van de eigenheid van de mens op te hemelen, mogen we niet vergeten dat idioot ook van het woord ‘eigen’ (idios) is afgeleid. Vandaar dat Tzara voorstelde dat dada “met man en macht overal het idiote een plaats moet geven.” De mogelijkheid van een menselijke apotheose was een illusie. Dada wenste zich enkel bezig te houden met dat wat niets opbracht. Arbeidsmoraal was aan de dadaïsten niet besteed. De creativiteit moest zich zo goed als mogelijk op andere terreinen tonen, bijvoorbeeld in de liefde, de poëzie, de kunst en de gekheid. En zeker niet in de wetenschap, die hoogstens vrolijk mocht zijn. Zie hierin niet per se een oppervlakkigheid, maar een voorbode van de kritiek op de banden tussen wetenschap en macht. Het dadaïsme formuleerde een negatieve cultuurkritiek gericht op de splitsing tussen cultuur en leven. Of met Tzara: “Dada is een dwingende noodzaak zonder discipline of moraal die op de mensheid spuugt.” Aldus het gebrul van de leeuw. Toch was het dadaïsme niet irrationeel. Het gevoel werd immers niet losgekoppeld van de kennis en het denken. Het was een redelijke vorm van tegenspraak die dan ook de contradictie eerde. “Bemin de on-zin, en haat de domheid” was de leuze. En op de vraag: “Wat is dada” antwoordde Tzara: “Dada betekent niets.”

Filed Under: Cobra Tagged With: Christian Dotremont, Maurice Wyckaert, Pierre Alechinsky

Dada de leeuw – Cobra het kind

22 November 2008 By Willem Elias

Dat er een verband is tussen oorlogsindustrie en technologische vooruitgang, tussen vernietigingsstrategieën en de rechte Duitse autostrades evenals de mooie Brusselse boulevards, tussen serieel doden en overlevingsvernuft, het zullen allicht geen argumenten worden om de gruwelijke kant van de mens te verschonen. De dialectiek van Hegel komt neer op de gedachte dat er geen rechtlijnige vooruitgang is, maar dat de geschiedenis een voortdurend omslaan is in de tegendelen. Het negatieve en het positieve wisselen elkaar dus af om tot een verzoening te komen. Deze mooie uitleg voor het negatieve geeft echter geen troost aan de concrete mens, aan oorlogsslachtoffers en hun nabestaanden.

De uitspraak dat in de kunst de dadabeweging en de Cobrabeweging er allicht niet zouden gekomen zijn, zonder respectievelijk WO I en WO II is dus vermoedelijk geen goede start om het verhaal te doen van de Cobra, een kunststroming waarin de grootst mogelijke vrijheid nagestreefd werd. Het werkwoord ‘experimenteren’ had toen nog de kracht van dynamiet.

Toch is het interessant om zowel het dadaïsme als de Cobra even in het licht van de oorlogsschaduw te bekijken. Vogels zingen beter in gevangenschap, zegt men. Beide bewegingen waren zeer dynamische reacties op een politiek die oorlogen toeliet. Een gevolg van wat Marcuse de ‘verstandige domheid’ genoemd heeft, de rationaliteit die blind is en niet nadenkt over wat ze teweegbrengt. Beide kunstbewegingen gingen uit van een internationale groep die niet enkel uit beeldende kunstenaars bestond maar ook uit schrijvers, muzikanten en filosofen. Dit literaire gehalte is overigens niet verwonderlijk. Het is immers een belangrijk aspect van het surrealisme. Het surrealisme vertelt graag geheimen die we niet kennen, maar die we vermoeden en beleven in onze dromen, die op hun beurt in taal moeten omgezet worden om ze te onthouden en mee te delen. Het zijn poorten tot het onbewuste. De surrealisten tonen deze verhalen via teksten of beelden.

De familierelatie van zowel het dadaïsme als de Cobra met het surrealisme betekent niet dat de overeenkomst volledig is of dat het tweede een herhaling zou zijn van het eerste. Dada is immers de vader van het surrealisme en Cobra is het kind ervan. De beeldspraak klopt voor wat het kind betreft. De Cobra is speels, naïef en spontaan. De vader past niet binnen onze traditionele pedagogiek. Daarvoor is dada te negatief, zeg maar nihilistisch. Onze cultuur verkiest een schijnheilig vaderbeeld. Nietzsche snelt ons hier ter hulp. Hij heeft een nieuwe inhoud aan het begrip ‘nihilisme’ gegeven. Zijn beeldspraak van de kameel, de leeuw en het kind is duidelijk. De kameel verzinnebeeldt de zware last van de verzameling van houvasten die de westerse cultuur met zich meesleept. De leeuw peuzelt de kameel op. Na het schoonmaken van deze lei, kan het kind in alle spontaniteit spelen. Dada is hier de leeuw. Cobra het kind.

Filed Under: Cobra Tagged With: Christian Dotremont, Maurice Wyckaert, Pierre Alechinsky

Geen kunst of filosofie zonder een goed glas wijn

Een overzicht van de kunstenaars

Koen van den Broek Liliane Vertessen Gudny Rosa Ingimarsdottir Maxime Van De Woestyne Luc Hoenraet Karel Dierickx Jo Delahaut Walter De Rycke Edgart Tytgat Auguste Mambour Enk De Kramer Constant Permeke vandenberg Werner Mannaers Octave Landuyt Merlin Spie Hilde Van Sumere Guy Leclercq Marcel Mariën René Magritte Jan Cox Jean Bilquin Victor Servranckx Roel D'Haese Koen Vanmechelen Jan Vercruysse Luc De Blok Hugo Duchateau Ronny Delrue Ingrid Ledent Tjok Dessauvage Jean-Paul Laenen Raoul De Keyser Marc Lambrechts Bart Decq Frank Steyaert Gauthier Hubert Marie-Jo Lafontaine Philippe Vandenberg Michel Seuphor Jozef Peeters Guy Vandenbranden Yves Zurstrassen Roger Wittevrongel Henri-Victor Wolvens Roger Somville Jef Van Tuerenhout George Grard Albert Saverys Jean-Georges Massart René Barbaix Anto Carte Maurice Wyckaert Jan Burssens Jacques Moeschal Marianne Berenhaut Anne Bonnet Ulrike Bolenz Erna Verlinden José Vermeersch Armand Vanderlick Camille D'Havé Roland Van den Berghe Colin Waeghe Hans Vandekerckhove Wim Delvoye Englebert Van Anderlecht Frank Maieu Carmen Dionyse Antoon De Clerck Tinka Pittoors Hubert Malfait Walter Leblanc Pierre Caille Luc Peire Paul Van Gysegem Bram Bogart Serge Vandercam Jan Van Den Abbeel Peter Weidenbaum Joseph Lacosse Jean Brusselmans Guy Degobert Jos Verdegem Pierre Alechinsky Fred Eerdekens Christian Dotremont Guy Rombouts Karin Hanssen Marcel Broodthaers Lieve De Pelsmaeker Paul Delvaux Pol Bury Camiel Van Breedam Peter Beyls Piet Stockmans Gilbert Swimberghe Luc Tuymans Chantal Grard Peter De Cupere Florence Fréson vandekerckhove Fred Bervoets E.L.T. Mesens Mark Cloet Marc Mendelson Roger Raveel Antoine Mortier Emile Desmedt Etienne Desmet Guillaume Bijl Panamarenko Mig Quintet Pierre Vlerick Fik Van Gestel Paul Gees Michel Buylen Jane Graverol Gaston Bertrand Victor Leclercq

Belgische kunstenaars na ’45

Geen kunst of filosofie zonder een goed glas wijn

Zoeken op Belgischekunst.be

Recente berichten

  • Peter Beyls, co-creatie tussen mens en machine
  • Magritte en de vrije gedachte
  • Uit de schaduw: de ontwikkeling van kunsten en cultuureducatie in de vrije tijd in Vlaanderen
  • Kunsteducatie duurt het langst
  • Over kunst- en cultuureducatie in musea en erfgoedorganisaties in Vlaanderen
  • De kunstenaar als kunsteducator, Mark Cloet als artistiek spelontwikkelaar en spelleider.
  • Mark Cloet speelt met bakens in de ruimte.
  • Willem Elias kijkt naar Colin Waeghe – juni 2020

Hier kan je zoeken naar de naam van de kunstenaar waar je informatie over wil:

Kunstenaars

Mobile responsive

Belgischekunst.be is een project van Willem Elias en Rudi D’Hauwers en is ontwikkeld volgens het principe van ‘mobile responsive design’. Je leest waar en wanneer je wil op elk toestel van laptop tot ipad en smartphone.

 

  • Willem Elias
  • Inleiding
  • Portfolio
  • Galerij
  • Reflecties
  • Boeken
  • Contact

Return to top of page

Copyright Willem Elias © 2023 · Concept: Rudi DHauwers · Built on the Genesis Framework by StudioPress · WordPress · Log in

nl Dutch
nl Dutchen Englishfr Frenchde Germanit Italianes Spanish