Aspecten van de Belgische kunst na '45 - WILLEM ELIAS

  • Willem Elias
    • CV Willem Elias
    • Publicaties Willem Elias
    • 2017 – BAD – Where arts meets design
    • 2016 – DE-GENERATIES
      • De 80 kunstenaars – Willem Elias
    • HISK
    • VKE
    • VUB
    • Voordrachten
    • Contact
  • Schilderkunst
    • Abstract expressionisme of de lyrische abstractie
      • Pierre Vlerick
    • Cobra
    • Existentiële schilderkunst
      • Jan Burssens
    • Expressionisme
    • Fantastisch of magisch realisme
      • Octave Landuyt
      • Jef Van Tuerenhout
    • Fundamentele schilderkunst
      • Raoul De Keyser
      • Luc Tuymans
      • Hugo Duchateau
    • Geometrisch abstracte of conrete kunst
    • Hyperrealisme
      • Roger Wittevrongel
    • Informele kunst
    • Jonge Belgische schilderkunst
    • Narratieve schilderkunst
      • Frank Maieu
      • Fred Bervoets
    • Neo-expressionisme
    • Neo-realisme en “Ecole de Paris”
      • Jos Verdegem
    • Neoconstructivisme
    • Neosymbolisme
    • Nieuwe figuratie
      • Roger Raveel
    • Post-expressionisme en animisme
      • Armand Vanderlick
      • Henri-Victor Wolvens
    • Surrealisme
    • Transavant-garde
      • Jean Bilquin
  • Beeldhouwkunst
    • Arte Povera
    • Assemblage
    • Existentiële beeldhouwkunst
    • Kinetische kunst en op-art
    • Minimalisme
    • Neokubisme
  • Andere aspecten
    • Conceptuele kunst
      • Body Art
      • Installatiekunst
      • Kunst als maatschappijkritiek
      • Kunst en taal
      • Neodadaïsme
      • Videokunst
    • Postmodernisme
      • Kunst en massacultuur
      • Ugly Realism
    • Kunst vanuit het medium
      • Brons
      • Grafiek
      • Keramiek
      • Multimedia als nieuwe media
    • Reflecties
      • Kijken is de kunst
      • Kunst en feminisme
      • Kunst en wetenschap
  • Kunstfilosofie
  • Kunsteducatie
  • Snoecks

Het expressionisme in Wallonië

5 October 2012 By Willem Elias

Het is een cliché te stellen dat expressionisme Vlaams en surrealisme Waals zou zijn. Zelfs al kon men dat op basis van meetbare gegevens aantonen, dan nog zou het niet interessant zijn om kunststromingen met de ‘bodem’ te verbinden. Het expressionisme gaat eerder terug op prehistorische of Afrikaanse culturen dan op de Vlaamse. Het verbinden met een mystiek van het Noorden houdt eveneens geen steek. Bewijzen dat er wel degelijk een Waals expressionisme bestond, was de achterliggende bedoeling van de tentoonstelling “Expressionisme Wallon” in de Galerie van het Gemeentekrediet (1993). De hier gemaakte indeling in Vlaams en Waals expressionisme wordt onderbouwd door de uitspraak van Jacques Parisse: “Er is geen Waals expressionisme. Er zijn expressionisten in Wallonië.” Hij ziet het individualisme als oorzaak van de mindere bekendheid. Evenals het feit dat aan het expressionisme – in tegenstelling tot het surrealisme uit Henegouwen – geen nationalistische gedachten verbonden waren. Dat was niet het geval met het Vlaamse expressionisme. Al zou men ook hier de naamgeving moeten bekijken vanuit een nieuwe tendens in de toenmalige kunsthandel om stromingen te promoten en contracten met kunstenaars af te sluiten. En dit dan nog door Brusselse galerieën.

Bij de geselecteerde kunstenaars vindt men Anto Carte (1886-1954), Marcel Caron (1890- 1961), Paul Delvaux in zijn beginperiode, Victor Leclercq (1896-1945), Jean Leroy (1896- 1939) en Auguste Mambour (1896-1968). Het surrealisme is in Wallonië een handelsmerk geworden. Terecht, maar men mag toch ook het historisch belang van het Waalse expressionisme niet veronachtzamen. In de hogerop geciteerde publicatie over Waalse kunst vindt men een hoofdstuk waaruit de schittering van het Waalse surrealisme blijkt, maar eveneens een interessante schets van de verhouding tussen Vlaamse en Waalse kunst in België. Toen de Belgische staat in 1830 tot stand kwam, wou men in de romantische geest van toen, een nationale kunst ontwikkelen die terug ging op een traditie. Een dergelijk verleden vond men aan Vlaamse kant met de namen Van Eyck, Bruegel en Rubens. Iets gelijkaardigs was aan Waalse kant niet zo eenvoudig te vinden. De, o.a. wegens zijn uitspraak “Sire (…) il n’y a pas de Belges”, bekende Belgische politicus Jules Destrée, (1863-1936) heeft van de Vlaamse Primitief, Rogier Van der Weyden (1400-1464) Roger de la Pasture gemaakt omdat hij van Doornik afkomstig was.

Niet zo gek overigens want ook zijn vader Henri droeg die Franse familienaam. Maar toch wat aan het haar getrokken als men het vanuit de culturele traditie bekijkt. Om tot l’Ecole de Paris gerekend te worden gaat men ook niet na of men geboren is in Parijs. Deze afwezigheid van traditie maakt dat men het Salon d’art moderne in Charleroi (1911) als de eerste manifestatie van Waalse kunst mag beschouwen. Gelijktijdig werd de vereniging Les Amis de l’Art Wallon gesticht met zes plaatselijke afdelingen. WO I remde echter de bloei van dit initiatief sterk af, zodat de stichting van de Nerviagroep historisch aan belang won. Op het hoogtepunt van de school van Sint-Martens-Latem, en terwijl in Antwerpen avant-garde-experimenten bezig waren, werd in 1928 in Mons de groep Nervia gesticht met de bedoeling de Waalse aanwezigheid op de artistieke scène te versterken. Pierre Paulus (1881-1959) was er het boegbeeld van. Zijn werk was sociaal bewogen en enigszins expressionistisch. De andere kunstenaars waren Louis Buisseret (1888-1956), Anto Carte, Léon Navez (1900-1967), Léon Devos (1897-1974) en Frans Depooter (1898-1987).

Later aangevuld met Rodolphe Strebelle (1880-1959), Taf Wallet (1902-2001) en Jean Winance (1911-1999). Zoveel meer succes dan de Latemse schilders hebben ze niet gekend, maar toch hebben ze een belangrijke rol gespeeld om een Waalse schildertraditie op de sporen te zetten. Deze kunstenaars zijn nog teveel miskend, en zijn teveel in de schaduw van het Vlaamse expressionisme gebleven. Ik geloof ook niet dat de vergelijking zo zinvol is. Het woord ‘identiteit’ neem ik zelden in de mond, zeker niet als het voor een groep van mensen staat. De scherpe opmerking hieromtrent van Magritte kan ik wel bijtreden wanneer hij stelde dat kunstenaarsgroepen hem helemaal niet interesseerden, omdat ze ofwel Waals waren of bijvoorbeeld vegetarisch. Nog beter om vegetarische redenen dan, want daar viel nog mee te lachen. Men zou wat mij betreft die groep van Nervia moeten bekijken, niet vanuit wat ze wilden zijn, nl. even sterk als de School van Latem, maar wat ze waren. Dan valt op dat vele werken helemaal niet zo expressionistisch zijn maar eerder neorealistisch, vaak aansluitend bij het internationale neohumanisme. Zo kan men ook een link leggen met de Neue Sachlichkeit uit Duitsland.

Als men dan nog een lijn trekt naar het symbolisme dan is de weg geplaveid om weer wat beter te begrijpen waarom het surrealisme zo goed gedijde in Wallonië. Een dergelijke situering vraagt om wat uitleg. De geselecteerden in de hogerop aangehaalde tentoonstelling “Expressionisme Wallon” gingen inderdaad een krachtmeting aan met het Vlaams expressionisme. Hun schilderswijze was gelijkaardig. Over de winnaar van het pleit spreek ik me niet uit. Permeke kloppen op eigen terrein is niet gemakkelijk. De vertegenwoordigers van Nervia toonden niet het expressionisme dat doorheen een kubisme bepaalde lichaamsdelen uitvergroot en de ruimte indeelt in kleurvlakken, zoals we dat in het expressionisme van De Smet, Van den Berghe en Permeke zien. Ze sloten meer aan bij het neorealisme dat internationaal in de jaren twintig een belangrijke rol speelde. Omdat het ook een reactie was tegen een avant-garde die lichtelijk overdreven had, ging het de geschiedenis in als conservatief en traditioneel. Maar dit is nu eenmaal het actie-reactieprincipe in de evolutie van de kunst. Het wordt hoog tijd dat deze geschiedenis herschreven wordt. In Frankrijk werd dit soort neorealisme ook wel neohumanisme genoemd. Het hecht precies belang aan de kleine dingen van de mens vanuit het oogpunt van de vergankelijkheid van alles. Het leven is maar dat, maar dat is al niet min. In Duitsland kreeg dit neorealisme de naam Neue Sachlichkeit, een poging om even krachtig te zijn als het expressionisme, maar dan langs een niet-vervormende realistische weg. Hier werd dan weer fameus aan maatschappijkritiek gedaan. Denk maar aan de oorlogsaanklachten in de werken van Dix en Grosz. Los daarvan bleef het symbolisme, een stroming van het laatste decennium van de negentiende eeuw, toch vrij lang, ook nog tijdens het interbellum, in de twintigste eeuw zijn invloed hebben. Vrij realistische beelden kwamen tot stand, niet met de bedoeling de realiteit te tonen, maar om gemoedstoestanden te verzinnebeelden. Het werd een van de wortels van het surrealisme. Het is in deze context dat ik graag de vertegenwoordigers van Nervia zou willen bekijken.

De voortrekker, Pierre Paulus is verwant aan Eugène Laermans, de schilder van de miserie van de kleine man, in casu de Waalse mijnwerker. Dus eigenlijk nog gewoon realisme à la Courbet. Anto Carte, Léon Navez, Léon Devos, Frans Depooter en Rodolphe Strebelle sluiten eerder aan bij het neorealisme. Louis Buisseret (1888-1956) heeft aan dit soort realisme een dimensie gegeven waaruit de lijn van symbolisme naar surrealisme zeer duidelijk wordt. Vele van zijn werken suggereren een mysterieuze afwezigheid, zoals in het werk van Giorgio de Chirico. Men zou de huidige onderwaardering van de vertegenwoordigers van de Nerviagroep niet zozeer moeten zien als een gevolg van de vergelijking tussen Vlaamse en Waalse expressionisten, maar als een generatiekloof. Met uitzondering van Anto Carte zijn de Walen gemiddeld een kleine twintig jaar jonger dan de Vlamingen. Men bekijkt het dus beter vanuit de miskenning die de generatie geboren rond 1900 overkwam, wanneer ze geen surrealisten waren. De verzuchting van deze generatie om geen epigonen te zijn van het expressionisme werd niet aanvaard. Hun terugkeer naar het realisme en de klassieken is zwaar afgestraft in de beoordeling na WO II.

Het is ook niet verwonderlijk dat bij de vergelijking Vlaams versus Waals expressionisme de naam van Gustave Van De Woestyne het meeste valt. Hij behoort tot de eerste school van Latem die nog heel sterk aanleunt bij het symbolisme, een realisme dat waarden uitademt. Hij sluit aan bij de stijl van Bruegel. Deze hunkering naar het klassieke vindt men ook bij de Waalse kunstenaars van de Nerviagroep. Men kan succes tijdens de loopbaan van een kunstenaar op meerdere manieren meten. Zo bijvoorbeeld door het afvaardigen van hun werk door de overheid op biënnales. Wat deze van Venetië betreft hadden de leden van Nervia niet te klagen. In een publicatie naar aanleiding van het honderdjarige bestaan in 1995 van de Biënnale van Venetië wordt geconstateerd dat het neoclassicisme ruim aan bod kwam tijdens het interbellum. Doorheen de tekst wordt dit gestaag in verband gebracht met een conservatieve kijk op de wereld. Het valt inderdaad te betreuren dat de abstracten en de surrealisten toen geen kansen gekregen hebben. Het expressionisme en het fauvisme kwamen wel geregeld aan bod, al dan niet met een kubistische toets. Over dit neorealisme dat ingevuld wordt als een neoclassicisme, dat hier als een zichtbare bewondering voor Bruegel moet begrepen worden, staat het volgende te lezen: “Maar tegelijk beantwoordde het aan het verlangen van veel kunstenaars om na het geweld en de onzekerheid van de oorlog terug te keren naar een meer behoudsgezinde kunst. De solide basis van het realisme en de stevige wortels van het eigen artistieke verleden werden opnieuw aantrekkelijke uitgangspunten.

Daarbij speelden ook nationalistische motieven een rol. De door de oorlog gekrenkte vaderlandse trots moest in ere hersteld worden door een kunst waarin de eigen volksaard en traditie gemakkelijk te herkennen waren.” Dit is de in zwang geraakte interpretatie van dat soort realisme. Dat het hier om een slingerbeweging gaat die tot de dynamiek van de kunstevolutie behoort, wordt als mogelijkheid niet weerhouden. Het was de keuze van die kunstenaars, niet om een behoudsgezinde kunst te maken, maar om zo krachtig mogelijk te zijn. De kunstenaars waarover het hier gaat, zijn o.a. Gustave Van De Woestyne en voor de Walen Anto Carte, Rodolphe Strebelle en Louis Buisseret. Waarom hun werk behoudsgezind zou zijn is me niet duidelijk. Men moet dit verhaal herbekijken. In het laatste decennium van vorige eeuw, verwonderde Ron Mueck iedereen met een realisme nog nauwgezetter dan het hyperrealisme. En John Currin ging schilderen zoals in de renaissance. Is dat conservatief?

Filed Under: Expressionisme Tagged With: Anto Carte, Auguste Mambour, Victor Leclercq

Het Duits expressionisme

5 October 2012 By Willem Elias

Het expressionisme was zo omwentelend dat het al vlug synoniem werd van modernisme om in de jaren dertig door de ‘grote kunstkenner’ van de nazi’s, Adolf Hitler, bestempeld te worden als het ontaarde in de mens. Het was hoe dan ook de hevigste reactie tegen het impressionisme, dat bestreden werd als een oude visie uit de negentiende eeuw. De tijds- en invalshoekgebonden indruk die men van de omgeving had, werd vervangen door de individuele emotioneel aangedreven uitdrukking van hoe men de wereld beleefde. De zoektocht naar essenties werd in de innerlijke wereld van de zoeker gevonden. In diezelfde periode ontstaat de fenomenologie, de Duitse filosofie die gelijkaardig te werk gaat, nl. het wezenlijke van de dingen vanuit de subjectiviteit van de beschouwer achterhalen. Mijn wereld is De Wereld, leek wel het motto.

Deze expressieve opvatting van de kunst is in die mate drastisch geweest, dat men hier kan spreken van een tweede categorie van definities van de kunst. Na de eerste die stelde dat kunst een bepaalde nabootsing is van de werkelijkheid, kwam nu een andere die als uitgangspunt nam dat kunst een uitdrukkingsmiddel is van de menselijke emoties. Hoe intenser en authentieker die emoties naar buiten gebracht worden, des te beter het kunstwerk. Dat Duitse expressionisme is niet zomaar uit de lucht komen vallen. De kleuranalyses van het postimpressionisme (pointillisme) waren een welkome tussenstap als breuk tussen de kleur als illusieschepper, van het impressionisme, en de bevrijding van de kleur, als puur uitdrukkingsmiddel van die nieuwe schilderkunst aan het begin van de twintigste eeuw.

Wat kleur betreft heeft de Franse Nabisbeweging vanaf 1888 ook wel wat in de pap te brokken gehad, met figuren als Pierre Bonnard (1867-1947) en Edouard Vuillard (1868-1940). Beiden ook al op zoek naar syntheses. De grote naam bij de voorlopers is Vincent van Gogh (1853-1890) die zijn oor veil had om via de verf zijn gevoelens tot uitdrukking te brengen. Twee kunstenaars die eerder aansloten bij het symbolisme en toch al aanzetten gaven voor een overgang naar de principes van het expressionisme zijn: de Noor Edvard Munch (1863-1944) en, het moet gezegd, de Belg James Ensor (1860-1949) die als dusdanig opgenomen is in de historische overzichten van de moderne kunst. Expressionisme is in grote mate een Duitse aangelegenheid geweest. Met een vrouw als een van de baanbrekende figuren: Paula Modersohn-Becker (1876-1907). Onmiddellijk gevolgd door Emil Nolde (1867-1956).

Verder verliep het ontstaan van het Duitse expressionisme rond twee kunstenaarsgroepen. In Dresden Die Brücke, de brug, met o.a. Ernst Ludwig Kirchner (1880-1938), Erich Heckel (1883-1970), Otto Müller (1874-1930), Max Pechstein (1881-1953) en Karl Schmidt-Rottluff (1884-1976). In Munchen was er Der Blaue Reiter, de blauwe ruiter, werkzaam met o.a. de Rus Wassily Kandinsky (1866-1944), Franz Marc (1880-1916), August Macke (1887-1914) en Paul Klee (1879-1940) als vertegenwoordigers. Buiten deze twee groepen mogen we een vrouw als Käthe Kollwitz (1867-1945) niet vergeten. Wat niet het geval is voor mensen die al eens gaan mijmeren over de onzinnigheid van oorlogen op de militaire kerkhoven van de Westhoek. WO I heeft inderdaad een diepe stempel gedrukt op de gemoedstoestanden van deze kunstenaars. Ze hebben vanuit een ‘innerlijke noodzaak’, zoals Kandinsky dat placht te noemen, hiertegen stormachtig gereageerd. Het is nog vermeldenswaardig dat de grafische kunst door velen van hen beoefend werd omwille van de directheid van het medium.

Filed Under: Expressionisme Tagged With: Albert Saverys, Anto Carte, Auguste Mambour, Constant Permeke, Edgart Tytgat, Hubert Malfait, Jean Brusselmans, Victor Leclercq

Expressionisme: de vervorming van de figuur

22 November 2008 By Willem Elias

Men kan de moderne kunst bekijken als een reactie tegen de conventies van de oude kunst. Men kan een deel ervan ook zien als een westerse vertaling van de ongeschreven esthetica’s van de zogenaamde primitieve culturen uit vooral Afrika en Oceanië. Het was Paul Gauguin (1848-1903) die de mosterd haalde in Polynesië waar hij een tijd lang verbleef. Hij ligt aan de basis van het primitivisme dat aan het begin van de twintigste eeuw de moderne kunst binnensijpelde om haar langzaamaan te doordrenken. Wie de moderne kunst wil begrijpen moet dus niet de Vlaamse Primitieven en de daarop volgende westerse kunsttraditie gaan bestuderen, maar een introductie krijgen in wat men in het Frans voorzichtig ‘Arts Premiers’ is gaan noemen; voordien: primitieve kunsten.

De stijl van Paul Gauguin wordt wel eens ‘synthetisme’ genoemd. Hij bracht verschillende standpunten samen in zijn werk. De waarneming van de natuur werd aangevuld met flarden herinnering, verbeelding en vooral een emotionele verwerking ervan. Verder streefde hij ernaar om kleur en vorm voor zichzelf te laten spreken, eerder dan in functie van de weergave van de realiteit. Deze hang naar synthese is een esthetisch kenmerk van de ‘primitieve’ kunst en een voorloper van het expressionistische principe.

Dit was echter niet de eerste exotische beïnvloeding van de westerse kunst. Al in de achttiende eeuw had men de chinoiserie, waarbij het Chinees porselein erg in trek kwam. De negentiende eeuw bracht het oriëntalisme, de fascinatie voor het Midden-Oosten. Nadien gevolgd door deze voor Japan, het japonisme. Deze invloeden waren geen zuivere overnames, maar telkens staaltjes van westerse verbeelding. Zo stelde het primitivisme de Afrikaan niet enkel voor als de edele wilde, maar bracht hem eveneens in verband met het duistere. Hoe dan ook was het primitivisme voor de avant-garde een weg om de traditie te kunnen verlaten. Een ontsnappen aan een kunst die een aantal waarden onderweg kwijtgespeeld was, de zogenaamde intuïtief tot stand gekomen echtheid van het ongerepte. Deze zoektocht naar authenticiteit gebeurde eveneens via een belangstelling voor de volkskunst. De ‘naïeve’ kunst kreeg ook veel aandacht van de modernisten. De naïeve kunst is deze waarvan de maker overtuigd is dat de artistieke regels gevolgd worden, maar die er uiteindelijk uitziet als gemaakt door kinderen of volgens niet-academische principes, zoals bijvoorbeeld het werk van Henri Rousseau (1844-1910). Over deze Parijse douanier vertelde Guillaume Apollinaire dat hij de maten nam van de lichaamsdelen van zijn modellen en dezelfde lengten overbracht op het doek. In de plaats van – wat zijn bedoeling was – realistisch te zijn, verkreeg hij een surrealistisch effect. En om zijn jungle te schilderen liet hij zich inspireren door kamerplanten. 

Doorgaans wordt Parijs beschouwd als het mekka van de moderne kunst, tot na WO II, wanneer New York die rol langzaamaan overneemt. Toch mogen we niet vergeten dat Wenen een aantal kunstenaars heeft voortgebracht die al zeer vroeg in het eerste decennium van de vorige eeuw een nieuwe kunstvorm ontwikkeld heeft, nl. Gustav Klimt (1862-1918), Oskar Kokoschka (1886-1980) en Egon Schiele (1890-1918). Via vervormingen schilderden ze figuren waar de innerlijke strijd tussen het verlangen naar zich uitdrukken en de angst voor onderdrukking af te lezen valt. Beide gevoelens werden zowel door de makers als door de toeschouwers gedeeld. Deze tijdgenoten van Sigmund Freud (1856-1939) brachten – zonder gewag te maken van een rechtstreekse invloed – in beeld wat de vader van de psychoanalyse te boek stelde. Het lichaam werd voorgesteld als drager van tekens die verwezen naar het seksueel geladene ervan. Vaak hangt er een sadomasochistische sfeer rond hun werk.

Kunstenaar en toeschouwer worden respectievelijk in de rol van exhibitionist en voyeur geplaatst. De gevolgen bleven niet uit. Een aantal werken van Klimt, gemaakt in opdracht van de Weense universiteit, werden geweigerd bij het zien van het resultaat. Schiele kreeg in 1912 vierentwintig dagen cel en veel van zijn te expliciet seksuele werken werden verbrand. De rest werd zo’n dertig jaar later door de nazi’s veroordeeld als gedegenereerde kunst. Vorm mocht geen vervorming zijn. 

Filed Under: Expressionisme Tagged With: Albert Saverys, Anto Carte, Auguste Mambour, Constant Permeke, Edgart Tytgat, Hubert Malfait, Jean Brusselmans, Victor Leclercq

Geen kunst of filosofie zonder een goed glas wijn

Een overzicht van de kunstenaars

Etienne Desmet Mark Cloet Jo Delahaut Victor Servranckx Michel Seuphor Christian Dotremont Jef Van Tuerenhout Walter De Rycke Paul Van Gysegem Jean Brusselmans Ingrid Ledent vandenberg Antoine Mortier Jan Vercruysse Hubert Malfait Jean-Paul Laenen Luc Tuymans Karel Dierickx Marie-Jo Lafontaine Roland Van den Berghe Albert Saverys Camiel Van Breedam Michel Buylen Maxime Van De Woestyne Guy Leclercq Gilbert Swimberghe Roel D'Haese Jan Cox Hilde Van Sumere Gauthier Hubert Pierre Alechinsky Jos Verdegem Ulrike Bolenz Jozef Peeters Paul Delvaux Anne Bonnet Enk De Kramer Jan Van Den Abbeel René Barbaix Wim Delvoye George Grard Raoul De Keyser Peter De Cupere Jean-Georges Massart Marcel Mariën Karin Hanssen Bart Decq vandekerckhove Gaston Bertrand Jacques Moeschal Peter Weidenbaum E.L.T. Mesens Piet Stockmans Liliane Vertessen Chantal Grard Koen van den Broek René Magritte Merlin Spie Gudny Rosa Ingimarsdottir Fred Bervoets Antoon De Clerck Hans Vandekerckhove Ronny Delrue Joseph Lacosse Marc Lambrechts Constant Permeke Peter Beyls Pol Bury Jean Bilquin Guy Rombouts Maurice Wyckaert Tinka Pittoors Roger Somville Lieve De Pelsmaeker Marc Mendelson Jan Burssens Guillaume Bijl Guy Degobert Fik Van Gestel Auguste Mambour Frank Maieu Jane Graverol Luc De Blok Emile Desmedt Victor Leclercq Fred Eerdekens Edgart Tytgat Guy Vandenbranden Roger Raveel Pierre Caille Erna Verlinden Luc Peire Pierre Vlerick Tjok Dessauvage Englebert Van Anderlecht Colin Waeghe Luc Hoenraet Armand Vanderlick Bram Bogart Marcel Broodthaers Hugo Duchateau Camille D'Havé Anto Carte Serge Vandercam Panamarenko Philippe Vandenberg Walter Leblanc Koen Vanmechelen Roger Wittevrongel Frank Steyaert Florence Fréson Mig Quintet Octave Landuyt Henri-Victor Wolvens Marianne Berenhaut Yves Zurstrassen Carmen Dionyse Paul Gees José Vermeersch Werner Mannaers

Belgische kunstenaars na ’45

Geen kunst of filosofie zonder een goed glas wijn

Zoeken op Belgischekunst.be

Recente berichten

  • Peter Beyls, co-creatie tussen mens en machine
  • Magritte en de vrije gedachte
  • Uit de schaduw: de ontwikkeling van kunsten en cultuureducatie in de vrije tijd in Vlaanderen
  • Kunsteducatie duurt het langst
  • Over kunst- en cultuureducatie in musea en erfgoedorganisaties in Vlaanderen
  • De kunstenaar als kunsteducator, Mark Cloet als artistiek spelontwikkelaar en spelleider.
  • Mark Cloet speelt met bakens in de ruimte.
  • Willem Elias kijkt naar Colin Waeghe – juni 2020

Hier kan je zoeken naar de naam van de kunstenaar waar je informatie over wil:

Kunstenaars

Mobile responsive

Belgischekunst.be is een project van Willem Elias en Rudi D’Hauwers en is ontwikkeld volgens het principe van ‘mobile responsive design’. Je leest waar en wanneer je wil op elk toestel van laptop tot ipad en smartphone.

 

  • Willem Elias
  • Inleiding
  • Portfolio
  • Galerij
  • Reflecties
  • Boeken
  • Contact

Return to top of page

Copyright Willem Elias © 2023 · Concept: Rudi DHauwers · Built on the Genesis Framework by StudioPress · WordPress · Log in

nl Dutch
nl Dutchen Englishfr Frenchde Germanit Italianes Spanish