Bij Antoine Mortier vloeide het ‘informele’ niet echt losjes uit de pols. Hij is een zeer goed voorbeeld van wat men de gestuele kunst noemt. De ‘art gestuel’ is een stroming die van het dramatische expressionistische gebaar het wezen van de kunstcreatie maakt. Het aspect ‘gebaar’ heeft hier niet de bijbetekenis van het doen alsof. Het vertolkt het uitgangspunt dat schilderen niet enkel een activiteit van de hand is maar van het gehele lichaam. Inbegrepen het ritme dat een dergelijke lichamelijkheid kan ontwikkelen. De verfneerslag op het doek is de getuigenis van die eigenheid. De authenticiteit van een mens wordt gecontroleerd aan zijn duimafdruk. Deze van de kunstenaar aan de sporen van zijn bewegend lichaam. Dat is zowat de gedachte die erachter zit. Vaak wordt papier gebruikt als drager omdat de zuigkracht beter de spattende verf opvangt en vastlegt.
Bij Antoine Mortier was dat bij wijlen ook al eens omdat hij geen geld had om doek te kopen. In deze benadering van kunst zitten we ver van het fijn penseel met marterhaar. Misschien zullen de Hollanders mijn gebruik van het woord verfborstel i.p.v. kwast in deze omstandigheden niet kwalijk nemen. Het lichamelijke ritueel en de nalatenschap ervan is belangrijker dan het instrument waarmee het aangebracht is. We zitten dichter bij de sjamaan dan bij de schilder die minutieus iconen vervaardigt. De verwantschap met het sacrale is duidelijk.
Deze gestuele kunst valt onder de grotere noemer informele kunst en is verwant met andere benamingen als lyrische abstractie, action painting en abstract expressionisme. De internationale namen die steevast vallen om Antoine Mortier te situeren zijn de Fransman Pierre Soulages (1919) en de Amerikaan Franz Kline (1910-1962). Ten onrechte. Grote zwarte spattende stroken met de ruwe borstel er doorheen, is ongetwijfeld een vormelijke verwantschap. Bij Soulages en Kline zijn die echter wars van verwijzingen naar de realiteit. Het oeuvre van Mortier daarentegen kenmerkt zich door een tot het uiterste gedreven abstraheren van figuren, die toch net niet afwezig zijn. Soms lijken zijn vormen wel de schuine slagschaduwen van objecten of gedaantes. Deze spanning van het net-niet-abstracte is geen mislukking, maar gewild. Dat is Antoine Mortier. In de omschrijving van gestuele kunst zijn twee woorden belangrijk voor zijn oeuvre, nl. ‘expressionistisch’ en ‘wezen’. De relatie met het expressionisme, zeg maar Permeke, is zeer treffend. Sommige werken uit zijn uitgesproken figuratieve periode sluiten aan bij de expressionistische traditie. Maar in het aflijnen van de figuren zitten reeds de stoere trekken die Mortier verder zal ontwikkelen als synthesen van de werkelijkheid. Vandaar dat ook het woord “wezen” hier op zijn plaats is. Zijn oeuvre is een zoektocht naar de essentie van de mens en zijn lichamelijkheid. Mortier danst met zijn schilderijen. Vandaar dat men hem ook bij de existentiële schilderkunst zou kunnen onderbrengen. Categorieën genoeg om de naoorlogse kunstvernieuwing in te vangen.
De wilde sprongen van de tekens die zijn figuren vertegenwoordigen, waden in een versluierend bad van diverse lavis, de techniek van het wassen van tekeningen.