Sinds Plato is het de overtuiging van een groot deel van Westerlingen dat het wenselijk is de driedeling van het intellectuele leven, nl. “ het Schone, het Ware en het Goede”, te laten samenvallen. Wat mooi is, moet ook waar zijn en goed. Zo kan men die drie categorieën in een verschillende volgorde met elkaar verbinden. Het ene impliceert de twee andere. Tot in de kunstfilosofie van de twintigste eeuw luidt het dat het schone ook waar moet zijn. De term “authentiek” is hiervan een bevestiging. Wanneer het waar is dat iets met eigen hand gemaakt is, is het niet vals en kan het mooi zijn. Niet alleen voor de Westerse antiquiteiten en voor de niet-Europese etnische kunsten, maar ook voor elke uiting van een hedendaags kunstenaar is dit een heilig gebleven woord. Het symboliseert dat de schoonheid van de buitenkant moet overeenkomen met de waarheid van de binnenkant en dat deze relatie een goede basis is voor de ethische goedheid ervan. Alhoewel. De oorsprong van “authentiek” gaat terug op een Grieks woord dat “met eigen hand voltrokken” betekent, en gebruikt werd in verband met moord en zelfmoord. Wat men zelf doet, doet men beter.
Het is hier niet de plaats om dit staaltje Westers denken op zijn vooroordeelsgehalte te toetsen. Laten we eruit onthouden dat er een gelijkwaardigheid bestaat tussen die drie werelden, dat ze onderlinge punten van overeenkomst vertonen maar ook verschillen. Het Schone, de wereld van de kunst, het Ware, de wereld van de wetenschap en het Goede, de wereld van de ethiek en het recht hebben als gemeenschappelijk punt dat ze voortvloeien uit de zoektocht van de mens om het leven in banen te leiden en dit in de wankele veronderstelling dat de richting juist is. De kunsten geven vorm aan die weg. De wetenschappen proberen het pad uit te vinden of te ontdekken en kijken steeds na of er metingen mogelijk zijn om de juistheid ervan te wettigen. De ethiek, die kan opgesplitst worden in religie of het verwerpen ervan, en politiek als wetgevend orgaan, houdt zich bezig met het zoeken naar gronden om waarden en normen op te baseren. Wetenschap is één zaak, maar regels zijn nu eenmaal op overgeleverde afspraken en voorkeuren gebaseerd.
Los van de overeenkomsten heeft elk van deze drie werelden ook verschillen. Alle drie hebben ze hun eigen werkwijze. Op basis van zowel verschil als overeenkomst kunnen we de wereld van de kunst vergelijken met deze van het waarde-gebonden handelen, zoals die tot uiting komt in de religie, het heilige, en in de politiek, het profane, enerzijds en anderzijds, met de wereld van de wetenschap. Dit laatste zullen we in wat volgt even doen.
De wetenschap tussen zekerheid en twijfel
Wetenschap (1) komt tot stand op basis van vier standaard regels. Ten eerste wordt er door waar te nemen basismateriaal gezocht, aangevuld met metingen. Dit kan gebeuren in de wereld zelf of via experimenten in speciale ruimtes, bijvoorbeeld een laboratorium. Ten tweede zoekt men in dit proefondervindelijk verworven materiaal naar regelmatigheden. Deze voegt men, ten derde, samen tot een groter samenhangend geheel dat een wetenschappelijke theorie wordt genoemd. Tot die samenhang komt men door gebruik te maken van een redeneersysteem. Als het gaat over wetenschap waar getallen aan te pas komen (kwantitatief), is dat de wiskunde.
Als het vooral het gebruik van woorden betreft (kwalitatief) zijn dat wijzen van argumenteren. Ten slotte moeten de nieuwe beweringen op een of andere manier gecontroleerd kunnen worden, zodat ze bevestigd, verworpen of verbeterd kunnen worden. Wetenschap is er om problemen op te lossen. Via de wetenschap hoopt men te kunnen voorspellen en of verklaren wat er in de wereld te gebeuren staat. De wetenschapsfilosofie van de twintigste eeuw, m.a.w. het stellen van de vragen “hoe wetenschappelijk is de wetenschap?” heeft geleid tot een minder hoog oplopen met de toepasbaarheid van deze vier regels. Het verklaren en het voorspellen, bleken volledig afhankelijk van het domein, het onderwerp en de betreffende onderzoeker. Daarenboven kunnen binnen één discipline ook elkaar bestrijdende opvattingen naast elkaar blijven bestaan zonder dat het meningsverschil ooit beslecht wordt.
Daaraan verbonden kan de vooruitgangsgedachte in de wetenschap zeer in vraag gesteld worden. De beste theorieën van vandaag kunnen morgen door andere vervangen worden. Of erger nog, wetenschap blijkt vlug te vervallen in wat ze precies niet wil zijn, nl. metafysica. De metafysica doet uitspraken over hoe de wereld is zonder dat die uitspraken gecontroleerd kunnen worden. Door het gebruik van het woord “zijn” ontsnapt ook de wetenschap daar niet vaak aan. Ten slotte is elke wetenschap een maatschappelijk ingebed proces met alle gevolgen vandien, bijvoorbeeld: waar geen geld voor is, wordt niet onderzocht.
1) J-P. Van Bendegem, Tot in der eindigheid, Antwerpen, 1997