Frank Steyaert kenmerkt zich in de wereld van de keramisten door niet voor de mens te kiezen, maar evenmin abstract te zijn. De mens is aanwezig op een afwezige wijze. Zijn jeugd heeft hij doorgebracht in de nabijheid van Dender en Schelde en meteen zag hij daar de geschikte metaforen voorbijvaren: de vrachtschepen. ‘Metafora’ betekent in het oude Grieks ‘het naar elders overbrengen’ en van vandaar ‘het overdrachtelijk gebruik van woorden’. In het nieuwe Grieks is het vandaag de basis voor wat bij ons de naam ‘autobus’ draagt. ‘Het schip van de woestijn’ is het clichématige voorbeeld hiervan, om het eens op een andere manier over een kameel te hebben.
Frank Steyaert zag dus de schepen varen en knoopte er de gedachte aan vast van het leven als een heen en weer verloop, vrij zoals wij denken dat een vis in het water is, maar uiteindelijk sterk gebonden aan geulen, kanalen, rivieren en stromen met hun sassen en sluizen. Slechts weinigen trotseren de zee. Of zoals in de Melopee van Paul Van Ostaijen, opgedragen aan Gaston Burssens: “…Onder de maan op de lange rivier schuift de kano naar zee… Waarom schuiven de maan en de man getweeën gedwee naar de zee.” Waters en de middelen om ze te bevaren leveren mooie beeldspraken op.
Frank Steyaert spitst zich echter niet toe op plezierbootjes, maar op de schepen die langzaam aftakelen om te eindigen als wrak, net genoeg op het droge getrokken om niet te zinken. Keramiek is een zeer bruikbaar medium om de vergankelijkheid mee uit te drukken. Steyaert speelt hier ten volle op in. De verworvenheden van de abstracte keramiek is hij niet verleerd. Het ambachtelijke heeft hij niet verworpen. Minutieus zorgt hij voor een korstige huid. De kleuren zijn op maat gewogen, De patina’s zijn ingebakken en met email beschermd tegen het verdwijnen. De sporen van het geleefd hebben dienen bewaard te blijven. Ze hebben hun paradoxale schoonheid. Bij de rimpels tellen ook deze van de lach.