Aspecten van de Belgische kunst na '45 - WILLEM ELIAS

  • Willem Elias
    • CV Willem Elias
    • Publicaties Willem Elias
    • 2017 – BAD – Where arts meets design
    • 2016 – DE-GENERATIES
      • De 80 kunstenaars – Willem Elias
    • HISK
    • VKE
    • VUB
    • Voordrachten
    • Contact
  • Schilderkunst
    • Abstract expressionisme of de lyrische abstractie
      • Pierre Vlerick
    • Cobra
    • Existentiële schilderkunst
      • Jan Burssens
    • Expressionisme
    • Fantastisch of magisch realisme
      • Octave Landuyt
      • Jef Van Tuerenhout
    • Fundamentele schilderkunst
      • Raoul De Keyser
      • Luc Tuymans
      • Hugo Duchateau
    • Geometrisch abstracte of conrete kunst
    • Hyperrealisme
      • Roger Wittevrongel
    • Informele kunst
    • Jonge Belgische schilderkunst
    • Narratieve schilderkunst
      • Frank Maieu
      • Fred Bervoets
    • Neo-expressionisme
    • Neo-realisme en “Ecole de Paris”
      • Jos Verdegem
    • Neoconstructivisme
    • Neosymbolisme
    • Nieuwe figuratie
      • Roger Raveel
    • Post-expressionisme en animisme
      • Armand Vanderlick
      • Henri-Victor Wolvens
    • Surrealisme
    • Transavant-garde
      • Jean Bilquin
  • Beeldhouwkunst
    • Arte Povera
    • Assemblage
    • Existentiële beeldhouwkunst
    • Kinetische kunst en op-art
    • Minimalisme
    • Neokubisme
  • Andere aspecten
    • Conceptuele kunst
      • Body Art
      • Installatiekunst
      • Kunst als maatschappijkritiek
      • Kunst en taal
      • Neodadaïsme
      • Videokunst
    • Postmodernisme
      • Kunst en massacultuur
      • Ugly Realism
    • Kunst vanuit het medium
      • Brons
      • Grafiek
      • Keramiek
      • Multimedia als nieuwe media
    • Reflecties
      • Kijken is de kunst
      • Kunst en feminisme
      • Kunst en wetenschap
  • Kunstfilosofie
  • Kunsteducatie
  • Snoecks

Tekens aan de wand

21 December 2020 By Willem Elias

Hedendaagse stromingen in de kunstfilosofie

Dit boek wil een bijdrage leveren tot de hedendaagse kunstfilosofie, met een korte uitweiding vanuit de psychologie en de sociologie, de twee dochters van de filosofie, als we Marx en Freud als filosofen beschouwen. De filosofie van de kunst wordt vaak esthetica genoemd.

Hoewel beide termen door elkaar gebruikt worden, zien wij een klein onderscheid. De filosofie van de kunst lijkt ons wat ruimer verbonden aan de vraag wat de zin of de functie van de kunst is voor het individu en de gemeenschap. Hierbinnen behandelt de esthetica de algemene vragen omtrent de relaties kunstenaar-kunstwerk-toeschouwer.

De term ‘esthetica’ is zelf niet zeer duidelijk. Bij Marcuse1wordt die dubbelheid goed geformuleerd. Zich baserend op Kant, Schiller en Baumgarten komt hij tot volgende synthese. De esthetische functie bij Kant is moeilijk omdat hij de oorspronkelijke betekenis van esthetisch (betrekking hebbend op de zintuigen) versmelt met de nieuwe (betrekking hebbend op de kunst, die dan nog niet los te maken is van het begrip Schoonheid). Voor Kant is de esthetische dimensie het medium waarin de zintuigen en het verstand elkaar ontmoeten. Marcuse betreurt dat onder de heerschappij van het rationalisme (logica en metafysica) de kenfunctie van de zintuiglijkheid (esthetica) steeds meer op de achtergrond geraakt is.

Tegenover de ‘orde van de rede’ kan de esthetica een ‘orde van de zintuiglijkheid’ stellen. Dat zat ook al duidelijk ingesloten in de omschrijving van de grondlegger van het begrip ‘esthetica’, nl. Baumgarten. In 1750 definieerde hij de esthetica als volgt: ‘est scientia cognitionis sensitivae’, de wetenschap van de zintuiglijke kennis.

Deze door Marcuse gestelde zintuiglijkheidsproblematiek kan in zekere zin als uitgangspunt dienen voor onze vraagstelling – wat heeft de hedendaagse mens met de hedendaagse kunst te maken? M.a.w. welke interessante functies heeft kunst? Het Latijnse ‘interesse’ mag hier vrij letterlijk genomen worden: 1. zich ergens tussen bevinden 2. bij iets tegenwoordig zijn, iets bijwonen, aan iets deelnemen. Deze vraagstelling is meer dan louter esthetisch. Ze betreft de raakvlakken tussen het ethische en het esthetische in de kunst.

Onder ‘ethisch’ verstaan we niet de theorie van een uitgewerkt moreel normenstelsel, maar eerder de oriënterende reflectie over mogelijke wijzen van leven. In dit tijdperk van de ‘Nietmeer-schone-kunsten’ gebruiken we ‘esthetisch’ dan ook niet meer zoals dat nog in de woordenboeken staat, nl. ‘tot de waarneming, beoordeling en waardering van het schone in betrekking staand’ (van Dale, Hedendaags Nederlands); evenmin als het in de omgangstaal gebruikte ‘smaakvol’. Dat is niet meer in overeenstemming met de autonomie die de kunst (binnen een kunstwereld) als systeem verworven heeft. Het ‘esthetische’ heeft betrekking op de ontwikkeling van een zintuiglijkheid die de waarneming toelaat van de specifieke wijze waarop een kunstwerk aan een boodschap vorm geeft.

De kunst waarover we het hier hebben, is niet de oude kunst, maar de moderne. Hoewel er uiteraard punten van overeenkomst zijn, valt de mogelijke functie van de oude kunst niet samen met deze van de hedendaagse. Wanneer we uitzonderlijk een uitspraak van een theoreticus over een kunstwerk van voor de moderne periode aanhalen, is dat omdat de aangesneden problematiek ook voor de kunst van vandaag nog geldig is. Zelfs ‘moderne kunst’ is nog te ruim. Beter zou zijn: ‘actuele’ kunst. Dat is de kunst die men vandaag zou moeten kunnen begrijpen door het feit zelf dat men in deze tijd leeft en kunsthistorische bronnen nog niet noodzakelijk zijn.

Het volledige boek ‘Tekens aan de wand’ van Willem Elias kan u hier in PDF downloaden.

tekens aan de wand – ELIASDownload

Het boek kan nog besteld worden aan 25 €

Stuur hiervoor email naar

contact@belgischekunst.be

Filed Under: Boeken, Kunstfilosofie, Nieuw

Peter De Graeve – Regels van de kunst

5 October 2012 By Willem Elias

In het eerste deel van Aspecten van de Belgische kunst werden enkele ‘regels van de kunst’ opgesteld, die samen een onontbeerlijke context vormen voor het begrijpen van hedendaagse kunst. Het zijn achtereenvolgens: de openheid van de betekenis, de actieve rol van de toeschouwer, de extreme vrijheid van de kunstenaar, de autonomie van de kunst als zingevend proces en, ten slotte, het cruciale gegeven dat een kunstwerk interessanter wordt (zou moeten worden) naarmate men er meer van weet.

Deze normen van de moderne esthetica bieden meteen ook een inzicht in de waarden van de filosoof Willem Elias, die ze formuleerde. De eerste norm, die de openheid van de betekenis vooropstelt, toont aan hoezeer Willem Elias begaan is met het hedendaagse artistieke spel, in al zijn aspecten. De openheid van betekenis is een zogenaamd ‘semiotische’ waarde, die verwijst naar de filosofie van het structuralisme. In deze filosofie is Willem Elias als het ware grootgebracht. Hij was leerling van één van de belangrijkste Franse semiotici, Roland Barthes, die het denken over betekenis letterlijk en figuurlijk open gooide. Dat de betekenis door intellectuelen als Barthes open werd verklaard, heeft alles te maken met de doorbraak van een radicaal relativisme, zowel in de natuur- als in de menswetenschappen, in het begin van de 20ste eeuw. Er bestaan geen voor eeuwig en altijd vastgelegde waarden – of ‘Ideeën’, om het met Plato te zeggen. Waarden zijn tijdelijke, bijzonder veranderlijke, vergankelijke, fenomenen: het louter observeren ervan volstaat in sommige gevallen om ze ingrijpend te veranderen, zoals een bekende wet uit de kwantummechanica luidt. Dit inzicht heeft niet alleen de filosofie maar ook – en vooral – de kunst van de twintigste eeuw fundamenteel veranderd. Wat kunstenaars in een gegeven tijdperk verwezenlijken, beïnvloedt niet alleen de kunstproductie van een volgende generatie; het is ook van aard om de toeschouwers op een totaal andere manier naar de kunst te doen kijken. Een waarde als de ‘openheid van betekenis’ vooropstellen kun je dus alleen indien je het besef – en de bereidheid – hebt, te leven in een beweeglijke wereld. Van die openheid vervolgens de artistieke dimensie benadrukken, kun je alleen indien je erop vertrouwt dat inventiviteit en speelsheid de meest menselijke uitdrukking vormen van de onontkoombare wisselvalligheid van het bestaan. Zo iemand is Willem Elias.

Maar speelsheid en creativiteit komen niet voor niets (of: zijn zelf evenmin ‘vooraf gegeven’). De overige ‘regels van de kunst’ die Willem Elias heeft geïntroduceerd vormen bij wijze van spreken een waarschuwing tegen een al te gemakzuchtig herleiden van de kunst tot een ‘eindeloos spel’ van smaak en mode. Door te beklemtonen dat de toeschouwer, enerzijds, in de hedendaagse kunst een actieve rol speelt, en dat de kunstenaar, anderzijds, in zijn creativiteit extreem vrij is, wijst Willem Elias meteen de grenzen aan, of de obstakels, waarmee speelsheid en openheid vandaag te maken hebben. Dit is om te beginnen een grens in de tijd. De actieve rol van de toeschouwer werd voor het eerst geformuleerd in 18de eeuw. Diderot bijvoorbeeld wees er, in zijn rol als kunstcriticus, op dat het normeren, waarderen en taxeren van kunstwerken tot het hart van de kunstbeoefening behoort. Kort daarop nam Kant de idee van de actieve toeschouwer van hem over, en maakte ervan de hoeksteen van zijn esthetica. Met andere woorden, de openheid van betekenis is een onvervalst verlichtingsideaal dat vrij snel in de esthetica werd ingelijfd. Het is een ideaal dat de autonomie, de vrijheid, van de mens proclameert. Maar met individuele vrijheid komt verantwoordelijkheid. Speelsheid en inventiviteit zijn allesbehalve vrijblijvend. Ze veronderstellen een vaak moeizaam proces van beslissen, van keuzes maken. Ook dat is de kunst: leren selecteren, in de wisselvalligheid van het bestaan het anker van de keuze uitwerpen. Het opmerkelijke pleidooi dat Willem Elias recentelijk nog hield voor het ‘elitaire’ van de kunst en de kunstbeleving moet in die zin begrepen worden: “Er is langs de ene kant de wereld van de kunstenaar, die moet elitair zijn. Dit wil etymologisch zeggen uitgelezen, gespecialiseerd, uitgekozen, alles geven om het beste van het beste te brengen. Het aantal mensen dat er toegang toe krijgt zal automatisch verminderen.”

De actieve rol van de toeschouwer en de extreme vrijheid van de kunstenaar zijn twee recente fenomenen, die haast automatisch leiden tot de volgende ‘regel van de kunst’: de autonomie van de kunst als zingevend proces. Dit heeft geleid tot de rijkdom van de hedendaagse kunst, zoals we haar vandaag kennen: ongebonden, internationaal, eigenwijs. Deze rijkdom werd, toegepast op de Belgische kunst, reeds in deel 1 van dit werk op een veelzijdige manier geïllustreerd. De Belgische kunst werd er binnen de evolutie van de internationale kunstscène gesitueerd, die als het ware de buitenste ring vormt van Elias’ kunstfilosofie. De doorbraak van moderne kunstenaars als Braque, Picasso, Duchamp, Kandinsky, Mondriaan, Bacon, Pollock, Sherman, werd telkens gebruikt als leidraad voor de beschrijving van de eigenzinnige geschiedenis van de hedendaagse kunst, waarin autonomie en speelsheid centraal staan. Verschuivingen en overlappingen binnen de internationale context vormen het klankbord voor de presentatie van de Belgische kunst, een volgende ring. De Belgische kunst volgde doorgaans de internationale trends, maar liep er in sommige gevallen wel degelijk op vooruit. Binnen deze Belgische context ligt de klemtoon ten slotte vaak op de eigenheid van de hedendaagse Vlaamse kunstwereld, de laatste ring – waarbinnen niet zelden nog eens nauwgezet een specifiek Gentse, Antwerpse of Brusselse invloed wordt onderscheiden. Dit intelligente gebruik van in elkaar schuivende ringen heeft ervoor gezorgd dat dit boek zowel kenners, liefhebbers als leken kon bekoren. Een niet geringe prestatie. Tegelijk heeft het er de auteur voor behoed het slachtoffer te worden van de afgebakende periode (‘na ‘45’). Het spreekt immers vanzelf dat kunststromingen niet beginnen of eindigen op een gestelde datum. Door de Belgische kunst enerzijds in een brede filosofische en internationale context in te bedden en haar anderzijds te laten uitmonden in enkele locale artistieke tradities, wist Willem Elias probleemloos het gekozen chronologische beginsel vanuit een bredere historische of thematische achtergrond toe te lichten. Deel 2 van dit fascinerende werk bouwt verder aan het fijnmazige netwerk van deze door elkaar lopende esthetische ringen en artistieke kringen…

De laatste ‘regel van de kunst’ luidt, dat een kunstwerk interessanter wordt naarmate men er méér van weet. Deel 1 van dit overzicht van de hedendaagse Belgische kunst opende met een stelling die klinkt als een provocatie, maar in feite een geruststelling inhoudt: ‘Hedendaagse kunst is gemakkelijk, niet om te maken, maar om te begrijpen.’ De uitspraak staat inderdaad haaks op de cultuur van de onbegrijpelijkheid, waarin de kunst geacht wordt zich sedert het modernisme te hebben ingegraven. Die cultivering van het onbegrip vormt de door sommigen zo verguisde ‘ironie’ waarmee de huidige kunstenaar ieder politiek, sociaal of zelfs artistiek engagement ontwijkt. Maar dit beeld van de kunstenaar als marginaal, die de wereld de rug toekeert, wordt door Willem Elias fijntjes omgekeerd. Waarom zou de toeschouwer niet even wispelturig en eigengereid zijn? Hoe vaak is het niet de kunstliefhebber die, onder het voorwendsel ‘er niets van te snappen’, van het kunstwerk weg wandelt, zonder zich om de regels van het spel te bekommeren? Het eigenaardige is veeleer dat wij van een kunstwerk eisen dat het ons terstond een helder (en liefst ook ‘mooi’) beeld geeft, niet alleen van wat het zelf betekent, maar ook van de zingeving die het voor ons in petto houdt. Welnu, stelt Elias, ‘iedereen vindt het normaal zes jaar lang twee maal per week drie uur les te volgen om een vreemde taal te leren. Niemand is verwonderd een sport niet te begrijpen, wanneer hij de spelregels niet kent. Waarom zou men de taal en de spelregels van kunst dan onmiddellijk moeten begrijpen zonder enig leerproces? Mijn bewering is dat ze gemakkelijk te leren vallen.’

Willem Elias weegt zorgvuldig af op welke grond kunstwerken thuishoren bij een bepaalde historische of esthetische context. Maar tegelijk toont hij aan hoe ze deze door hun intrinsieke kwaliteiten of hun eigenzinnigheid weer overstijgen. Bekende namen worden op originele wijze onderzocht, met aandacht voor hun individualisme en particulariteit, terwijl kunstenaars die (vooralsnog) onbekenden zijn voor het grote publiek genuanceerd worden voorgesteld. Maar wat altijd in het oog springt is het plezier waarmee de auteur de lezer laat meegenieten van zijn manier van kijken. Het geduld, de passie, de zorg en de finesse van het kijken, het doortastende ervan… Het is fascinerend te zien hoe Willem Elias kijkt naar kunst en kijkt naar het kijken naar kunst: hoe hij inspeelt op bestaande theorieën over de ‘omgang met kunst’, hoe hij deze afbakent, soms afwijst, dan weer met eigen inzichten aanvult. Willem Elias schrikt er niet voor terug om een kunstenaar met stelligheid te typeren. Maar tegelijk is hij een filosoof die voortdurend relativeert, nuanceert, herwaardeert – om het met Nietzsche te zeggen. Hij beschrijft en plaatst de kunstenaars en hun kunst in een context – het realisme van de semioticus. Maar vooral: hij schrijft – en schrijft met stijl. Willem Elias is een stilist: hij schaaft en vijlt, probeert woorden en begrippen op de wereld uit, experimenteert met taal. De filosoof als woordkunstenaar… Aspecten van de Belgische kunst na ‘45 blijft, zeker met het verschijnen van dit tweede deel, een veelzijdig, rijk en genereus boek, waarin het levenswerk en de levenskunst van een van Vlaanderens belangrijkste kunstfilosofen hun weerslag hebben gevonden. Een voor deze tijd zeldzaam positieve boodschap over de kracht van de hedendaagse kunst wordt erin uitgesproken. Inderdaad, een kunstwerk wordt interessanter, zoals de auteur zegt, naarmate men er meer van weet. Maar er is wel degelijk meer aan de hand: het kunstwerk krijgt hierdoor de kans om geliefd te worden. Dit boek gaat dus wezenlijk – of heimelijk – over een kunst die velen onder ons al uitgestorven waanden: de kunst om uit het niets voorliefdes op te wekken.

Filed Under: Commentaren, Nieuw

Aspecten van de Belgische Kunst na ’45 – deel II

3 October 2012 By Willem Elias

Dit boek is het tweede deel van de reeks Aspecten van de Belgische Kunst na ’45. Het situeert het Belgische kunstgebeuren in een internationaal perspectief, waarbij vooral de bronnen van een bepaalde stroming aan bod komen. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met de bespreking van een of meerdere Belgische kunstenaars. Deze commentaren zijn geen waarheden met de geldigheid van een gebruiksaanwijzing, maar voorbeelden van interpretaties. Een kunstwerk is immers een open teken waaraan de toeschouwer een eigen invulling kan geven.

Deel II laat zich perfect lezen zonder de kennis van deel I. Het is geen vervolgverhaal. Elk hoofdstuk staat op zich en is apart leesbaar. Het zijn boeken die achterste voren kunnen gelezen worden.

De door Willem Elias vertolkte visie is gerijpt door een levenslange ervaring met de kunstwereld, als kunstcriticus, als tentoonstellingsmaker, als commissielid van advies- of bestuursorganen en als kunsttheoreticus, nl. vanuit de kunstfilosofie. Dit alles heeft geleid tot een eigen kijk op het kunstgebeuren na 1945.

Filed Under: Bestellen

Aspecten van de Belgische kunst na ’45 – deel I

3 October 2012 By Willem Elias

In dit eerste boek worden kunststromingen van na ’45 uit de doeken gedaan en beschreven binnen een internationale context. Aan de hand van voorbeelden uit de Belgische kunst wordt vervolgens dieper ingegaan op de betekenis van deze kunststromingen.

De invalshoeken zijn divers: filosofisch, kunsthistorisch, kunstkritisch en technisch. Aldus wordt ingespeeld op de Amerikaanse theorie (DBAE) omtrent kunsteducatie. Deze gaat ervan uit dat men kunst best begrijpt via verschillende disciplines.

Het boek is gericht op een breed publiek: specialisten die een geheugenopfrissing wensen; educatieve werkers die de regels van de kunst willenn doorgeven; studenten die de kunst en haar wetenschap bestuderen en tenslotte iedereen die zelf toegang tot de hedendaagse kunst wil leren zoeken.

Filed Under: Bestellen

Terry Barrett – Ohio State University

2 September 2012 By Willem Elias

In de eerste plaats gaat dit boek van Professor Elias volgens mij fundamenteel over het appreciëren van kunst, en meer bepaald van Belgische kunst. Op een eerste niveau is zijn boek een verzameling van tekens van appreciatie voor hetgeen Belgische kunstenaars de rest van de wereld te bieden hebben. Maar op een onderliggend niveau is dit boek ook een gesofisticeerde demonstratie en praktijkanalyse van de complexe onderneming van de diepzinnige appreciatie. Stein Olsen (1988) definieert appreciatie, zoals dat woord wordt gebruikt in de kunstkritiek en de literaire kritiek, als “een kunstwerk leren kennen en daar vreugde aan beleven” (p. 66). Het concept ‘appreciatie’ overlapt concepten als ‘interpretatie’, ‘perceptie’, en ‘reflectie’ en het brengt automatisch waardering met zich mee, of die waardering nu positief is dan wel negatief. Appreciatie is afhankelijk van een manier van percipiëren die men zich eigen heeft gemaakt, en die een lang proces van initiatie en oefening heeft gevergd. Appreciatie veronderstelt ook dat de toeschouwer zijn gevoeligheden voor een aantal zaken aanscherpt, en de geschikte woordenschat leert te gebruiken om te duidelijk aan te geven welke aspecten van iets precies geapprecieerd worden. Kortom: appreciatie vergt kennis. Olsen’s definitie doet denken aan Harry Broudy’s (1972) “verlicht koesteren” “…een liefde voor objecten en daden die volgens bepaalde normen en standaarden onze liefde waard zijn. Het is een liefde die gerechtvaardigd wordt door kennis” (p. 6). Willem Elias’s geschriften vertonen alle kenmerken van een intelligente, heldere interpretatie gebaseerd op aanzienlijke voorkennis, een scherpe opmerkingsgave, en bedachtzame beschouwingen. Bij Elias is appreciatie steeds zeer contextueel gebonden, persoonlijk, en sociaal geëngageerd. Zijn werk ontstijgt de achttiende-eeuwse houding van “esthetische neutraliteit” zoals die door William Shaftesbury, Immanuel Kant, Arthur Schopenhauer, en in de twintigste eeuw door Edward Bullough, Monroe Beardsley, en Jerome Stolnitz werd voorgestaan. Dergelijke modellen voor esthetische attitudes zagen de esthetische ervaring als een “moment van uitzonderlijk overstijgen van ons gebruikelijk begrip van de empirisch waarneembare realiteit” (Honderich, 1995, p. 8), losstaand van enig nut, economische waarde, morele oordelen of persoonlijke emoties. George Dickie (1997) heeft een bondige en afwijzend-sarcastische samenvatting gemaakt van dit soort opvattingen van een ‘esthetische ervaring’: “Het traditionele beeld van de esthetische beleving van een kunstwerk verloopt als volgt: het werk en de persoon of het subject dat het werk ervaart worden omringd door een ondoordringbare, psychologische muur die door het subject wordt “afgescheiden” en die elke verhouding van het kunstwerk tot zaken die buiten die beleving vallen, tot niets herleidt. Aspecten van kunstwerken kunnen ergens aan refereren (en doen dat vaak ook), maar een ‘passend’ voorwerp van esthetische beleving mag met dergelijke referenties geen rekening houden.” (p. 156) Elias’ appreciatie heeft ook helemaal niets uitstaans met de al te vaak voorkomende “angst voor analyse en interpretatie”. Er wordt soms gevreesd dat te ver doorgedreven analyse het kunstwerk zal doodslaan. Richard Feynman (1999), die in 1965 de Nobelprijs voor Fysica ontving voor zijn onderzoek op het gebied van kwantum elektrodynamica, heeft ooit een bevriend kunstenaar terechtgewezen die beweerde dat een wetenschapper iets moois zoals een bloem alleen maar uit elkaar kan halen, maar er de schoonheid niet van kan appreciëren. Integendeel, riposteert Feynman: “Ik kan de schoonheid van de bloem wel degelijk appreciëren. En tegelijkertijd zie ik veel meer in die bloem dan hij. Ik kan me de cellen voorstellen waaruit ze is samengesteld, en de complexe activiteiten binnenin de bloem, die ook van een bepaalde schoonheid zijn. Ik bedoel dat het hier niet alleen gaat om de schoonheid van deze dimensie van één centimeter, maar ook om schoonheid in een kleinere dimensie, de structuur binnenin. Komt daarbij nog het proces, hoe de kleuren van de bloem geëvolueerd zijn met als doel insecten aan te trekken om te worden bestoven; ook dat is interessant want het betekent dat insecten kleuren kunnen onderscheiden. Wetenschappelijke kennis draagt alleen maar bij tot de vreugde en het mysterie en ons ontzag voor de bloem. Het voegt alleen iets toe; ik zie niet in hoe het iets zou kunnen wegnemen.” (p. 2) Er bestaat een gelijkaardige angst om een kunstwerk te “overinterpreteren”, om “er te veel in te zien”. Jonathan Culler (1990) erkent die terughoudendheid, maar volgens hem is er meer te vrezen van onderinterpretatie: een gebrek aan voldoende gedegen interpretatie: “Vele van de interessantste vormen van moderne kritiek vragen niet wat de bedoeling is van het kunstwerk maar wel wat het vergeet, niet wat het zegt maar wat het als vanzelfsprekend beschouwt” (p. 115). Bij Elias is geen spoor te bekennen van een dergelijke angst om te interpreteren; hij is eerder, zoals ook Arthur Danto (1994), van oordeel dat een kunstwerk slechts bestaat in de mate dat het geïnterpreteerd wordt. Elias is het duidelijk eens met Nelson Goodman (1978), waar hij stelt dat als we nalaten een kunstwerk te interpreteren, we de kennis over de wereld die het te bieden heeft niet kunnen opnemen en er dus ook niet van kunnen genieten. De hedendaagse kunstkritiek, ook die van Elias, is meestal maatschappijkritisch ingesteld, en is op de hoogte van feminisme, multiculturalisme, Oriëntalisme, kolonialisme, queer theory, en hun bijhorende esthetische en ethische overwegingen, en ze verwerpt het aannemen van een “afstandelijke” houding ten opzichte van welke kunstvorm ook. Alle kunst is stof tot morele overwegingen en politiek geïnspireerde kritiek. Wie de sociale inhoud van Belgische kunst ontkent, zeker waar die specifiek als politiek geëngageerd was bedoeld, heeft er niets van begrepen. Willem Elias staat ons die luxe van zelfgenoegzame en naïeve onwetendheid niet toe. Elias schrijft om mensen tot de kunst brengen door een persoonlijke en wetenschappelijke betrokkenheid bij de Belgische kunst. Hans Gadamer (1989) stelt, in de Hegeliaanse traditie, dat reageren op kunst een manier is om zichzelf te begrijpen. Hij schrijft: ”Onze beleving van het esthetische is ook een manier om onszelf te begrijpen. Zichzelf begrijpen gebeurt altijd via het begrijpen van iets anders dan zichzelf, en houdt in dat dit andere één en integer is. Aangezien wij het kunstwerk in de wereld ontmoeten, en een wereld ontdekken in het individuele kunstwerk, is het kunstwerk niet één of ander vreemd universum waarin wij op magische wijze een tijdje worden overgeheveld. Het is eerder zo dat wij onszelf leren te begrijpen in en door het kunstwerk.” (geciteerd bij Korsmeyer, 1998, p. 92) Bovendien, redeneert Gadamer, “…ligt de ware bestaansreden van het kunstwerk in het feit dat het een belevenis wordt die de persoon die het beleeft verandert” (p. 93). Vanuit het Amerikaanse Pragmatisme stelt Richard Rorty dat er geen verschil zou mogen bestaan tussen de appreciatie van een werk en het gebruiken van dat kunstwerk om het eigen leven te verbeteren. Voor Rorty is een zinvolle betrokkenheid bij een kunstwerk van die aard dat we daardoor onze prioriteiten herzien en ons leven veranderen. “Iets interpreteren, het kennen, doordringen tot de essentie, enzovoort, zijn allemaal verschillende manieren om uit te drukken dat er een proces gaande is waarbij het object een actieve rol gaat spelen” Wij pragmatici vinden het heerlijk om op deze manier het onderscheid te doen vervagen tussen ‘iets ontdekken’ en ‘iets maken’” (geciteerd in Barrett, 2003, p. 221). Gelijklopend met onze vermeerderde zelfkennis en de daaruit voortvloeiende appreciatie van ons veranderende zelf, kunnen we ook anderen beter leren kennen en appreciëren via hun interpretaties. Het lezen of horen van de interpretaties van andere mensen biedt ons de kans om iets te weten te komen over het kunstwerk, maar ook over de mensen die verantwoordelijk zijn voor de interpretaties. Zo komen we te weten hoe zij denken, wat hen opvalt, wat ze waarderen en waarom. Interpretaties van andere mensen kunnen op hun beurt lezers inzicht verschaffen over gelijkenissen en verschillen in appreciatie van specifieke dingen, helpen bij het opbouwen van nieuwe visies op de wereld via het werk van Belgische kunstenaars, en bijdragen tot ons begrip en onze appreciatie van de kennis en de ervaringen die zij ons te bieden hebben.

Terry Barrett
Department of Art Education
The Ohio State University

Bronnen

Barrett, T. (2003). Interpreting art: Reflecting, wondering, and responding.
New York: McGraw-Hill.

Broudy, H. (1972). Enlightened cherishing. Champaign-Urbana: University of Illinois.

Culler, J. (1992). In defense of over-interpretation. In U. Eco (Ed.), Interpretation and overinterpretation. New York: Cambridge University Press.

Danto, A. (1994). Embodied meanings: Critical essays and aesthetic meditations. New York: Farrar, Straus, & Giroux.

Dickie, G. (1997). Introduction to aesthetics: An analytic approach. New York: Oxford University Press.

Feynman, R. (1999). The pleasure of finding things out. New York: Basic Books.

Gadamer, H. (1989). Truth and method. London: Sheed & Ward.

Goodman, N. (1978). Ways of worldmaking. Indianapolis, IN: Hackett.

Honderich, T. (Ed.) (1995). The Oxford companion to philosophy. New York: Oxford University Press.

Korsmeyer, C. (Ed.). (1998). Aesthetics: The big questions. Malden, MA: Blackwell.

Olsen, S. H. (1988). Appreciation. Encyclopedia of aesthetics. New York: Oxford.

Filed Under: Commentaren

Guido Lauwaert – Een kunstwerk over kunst

2 October 2009 By Willem Elias

Kunst is geschiedenis en geschiedenis is cultuur. Ziedaar waar het leven om draait. Al de rest komt eruit voort. Economie, politiek, financiën. Wie dus denkt dat kunst achteraan de maatschappelijke stoet bengelt, dwaalt. En de schepper van een kunstwerk is tegelijk orkestmeester en dirigent.

Om de ware aard van kunst en kunstenaars te begrijpen, is het nodig om zich te documenteren. Dat is met elke tak van de kunstboom het geval. Een gedicht opent zich maar ten volle als geweten is wie de dichter is/was. Niet wat hij op zijn boterham smeerde, maar wat de smeer is van wat wij gemakshalve hart en ziel noemen. Met het ontleden van de smeer en dus het aanleveren van documentatie, houden zich specialisten bezig. Van amateurs tot wetenschappers. De ene soort is niet minderwaardig dan de andere, nee, zo simpel ligt het niet. Je hebt hoogstaande amateurs en wetenschappers minder waard dan prutsers. Het is dus zaak, wil men de kortste weg naar de verlichting nemen, om de juiste specialist te vinden.

Mijn rol als gids is niet altijd amusant. Soms moet je de persoon of het kunstwerk genadeloos neersabelen, al ga je met je mening lijnrecht in tegen de overtuiging van collega’s. Toch heb je ook hemelse momenten. Wanneer een kunstenaar, een kunstwerk of een specialist je stijl en decor verscherpen en verfraaien.

Dat laatste was het geval met Aspecten van de Belgische kunst na ’45. De schepper van dit kunstwerk over kunst is Willem Elias [Aalst, 9 december 1950]. Hij is doctor in de Wijsbegeerte en al geruime tijd gewoon hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Brussel. Hij verdient voor zijn werk aan de VUB een staande ovatie, maar wat mij vooral voor hem inneemt, is dat hij zich niet opgesloten heeft in dat bastion, zoals veel professoren doen. Zij beschouwen zichzelf opsluiten als zelfbeschermend. Willem Elias verlaat het bastion wanneer het maar enigszins kan. Hij jongleert voor alle lagen van de bevolking. Voor de ene tovert hij de duif uit de hoge hoed, voor de andere is hij een adviseur, een derde heeft baat bij zijn steun om niet alleen overeind te blijven maar vooral sterker te worden.

Kortom, Willen Elias is een sociaal gedreven man. Hij schrijft op een niet pedante toon over de sporen van beeldende kunstenaars en hun werken en situeert ze in historisch verband. Bovendien wijst hij op verbanden met andere culturen. Hij schetst de integratie-evolutie want kunstwerken, de vruchten van de kunstenaars, hebben een multiculturele oorsprong. Hij gebruikt daarvoor de tijdsevolutie. Zijn omweg is geen omleiding, maar een tocht om de multiculturele aspecten van de beeldende kunstscène na de Tweede Wereldoorlog te ontmaskeren.  Ter verduidelijking kijkt hij soms achterom. Een wijs besluit. Het heden is zo kort, het verleden zo lang.

Kunstrichtingen worden geschetst, en van daaruit kunstenaars geplaatst. Is hij in zijn academisch werk vaak wat al te cryptisch, in zijn boeken bestemd voor de modale kunstconsument hanteert hij de pen als een penseel. Hij schildert een taal die niet moet onderdoen voor die van de betere trillerauteur. De spanningsboog verliest geen moment zijn kracht. Mede omdat Elias oog heeft voor de etnische achtergrond van de beeldende kunst en de familiebanden met andere kunstvormen op verrassende wijze aantoont. De familieband tussen beeldende kunst en literatuur is in het verleden wereldwijd al veelvuldig aangetoond. Tussen architectuur en [bijvoorbeeld] beeldhouwkunst nog te weinig. Zeker in België. Een goed voorbeeld is Het signaal van Jacques Moeschal [1913-2004]. Het staat midden in het klaverblad van Groot-Bijgaarden. Het is een halvemaan op een peiler. De peiler is geen voetstuk maar een volwaardig onderdeel van het gehele kunstwerk. Peiler en halvemaan zijn dus bakens. De peiler symboliseert een [rechtopstaande] snelweg en de halvemaan een groet voor een behouden vaart.  ‘Zijn bakens,’ schrijf Elias, ‘moeten de mens oriënteren in een veranderde wereld waarin de autosnelweg een belangrijke communicatiemogelijkheid biedt, als hoogtepunt van de moderne mobiliteit.’ Het werk dateert van 1963. Toen bestond de virtuele snelweg nog niet. Nu, gebruiksvoorwerp van jan en alleman, kan Het signaal ook gezien worden als het symbool van de internetwereld. Of hoe een kunstwerk boven zijn oorspronkelijke bestemming kan uitstijgen en toch zijn waarde behouden, en opnieuw aantoont dat de kunstenaar een profeet is.

Dat en nog veel meer leest en voelt men aan op en tussen de lijnen van dit prachtboek van Willem Elias.

guido lauwaert

gent, 2009-02-01

Filed Under: Commentaren

Geen kunst of filosofie zonder een goed glas wijn

Een overzicht van de kunstenaars

Jean Brusselmans Panamarenko Maurice Wyckaert Anne Bonnet Chantal Grard George Grard Englebert Van Anderlecht Etienne Desmet Roland Van den Berghe Fred Eerdekens Pierre Alechinsky Maxime Van De Woestyne Frank Steyaert Emile Desmedt Florence Fréson E.L.T. Mesens Koen van den Broek Roger Somville Hans Vandekerckhove Jacques Moeschal Marianne Berenhaut Guy Degobert Jean-Georges Massart Michel Buylen Karel Dierickx Guy Leclercq Merlin Spie Jan Burssens Jean-Paul Laenen Constant Permeke vandenberg Fred Bervoets Pierre Vlerick Paul Van Gysegem Yves Zurstrassen Albert Saverys Jean Bilquin Philippe Vandenberg Peter De Cupere Anto Carte Victor Leclercq Luc Hoenraet Jan Van Den Abbeel Mig Quintet Michel Seuphor Fik Van Gestel Wim Delvoye José Vermeersch Marc Lambrechts Hubert Malfait Jo Delahaut Walter De Rycke Liliane Vertessen Victor Servranckx Jan Cox Camille D'Havé Erna Verlinden Peter Weidenbaum vandekerckhove Guy Vandenbranden Roel D'Haese Walter Leblanc Camiel Van Breedam Henri-Victor Wolvens Bart Decq Luc Tuymans Ronny Delrue Tjok Dessauvage Werner Mannaers Marcel Broodthaers Ingrid Ledent Gauthier Hubert Colin Waeghe Luc Peire Ulrike Bolenz Christian Dotremont Jan Vercruysse Pierre Caille Octave Landuyt Roger Wittevrongel Antoon De Clerck Marc Mendelson Carmen Dionyse Hugo Duchateau Gudny Rosa Ingimarsdottir Bram Bogart Tinka Pittoors Armand Vanderlick Jos Verdegem René Barbaix Peter Beyls Raoul De Keyser Hilde Van Sumere Paul Delvaux Gilbert Swimberghe Serge Vandercam Paul Gees Piet Stockmans Auguste Mambour René Magritte Roger Raveel Luc De Blok Joseph Lacosse Mark Cloet Karin Hanssen Koen Vanmechelen Pol Bury Guillaume Bijl Jane Graverol Edgart Tytgat Jef Van Tuerenhout Antoine Mortier Marie-Jo Lafontaine Guy Rombouts Lieve De Pelsmaeker Enk De Kramer Gaston Bertrand Frank Maieu Jozef Peeters Marcel Mariën

Belgische kunstenaars na ’45

Geen kunst of filosofie zonder een goed glas wijn

Zoeken op Belgischekunst.be

Recente berichten

  • Peter Beyls, co-creatie tussen mens en machine
  • Magritte en de vrije gedachte
  • Uit de schaduw: de ontwikkeling van kunsten en cultuureducatie in de vrije tijd in Vlaanderen
  • Kunsteducatie duurt het langst
  • Over kunst- en cultuureducatie in musea en erfgoedorganisaties in Vlaanderen
  • De kunstenaar als kunsteducator, Mark Cloet als artistiek spelontwikkelaar en spelleider.
  • Mark Cloet speelt met bakens in de ruimte.
  • Willem Elias kijkt naar Colin Waeghe – juni 2020

Hier kan je zoeken naar de naam van de kunstenaar waar je informatie over wil:

Kunstenaars

Mobile responsive

Belgischekunst.be is een project van Willem Elias en Rudi D’Hauwers en is ontwikkeld volgens het principe van ‘mobile responsive design’. Je leest waar en wanneer je wil op elk toestel van laptop tot ipad en smartphone.

 

  • Willem Elias
  • Inleiding
  • Portfolio
  • Galerij
  • Reflecties
  • Boeken
  • Contact

Return to top of page

Copyright Willem Elias © 2023 · Concept: Rudi DHauwers · Built on the Genesis Framework by StudioPress · WordPress · Log in

nl Dutch
nl Dutchen Englishfr Frenchde Germanit Italianes Spanish