Zoals het past voor een autodidact heeft Pol Bury zich – na één jaar kunstonderwijs – laten inspireren door het geestelijke klimaat van kunstenaarsgroepen. Tussen 1938 en 1945 waren dat de Belgische surrealisten. In 1947 sloot hij zich aan bij La Jeune Peinture Belge en in 1949 bij de Cobrabeweging. Zoals vele rechtgeaarde intellectuelen in die tijd, was hij ook een tijdje communist. Zijn kinetische kunst heeft dus een surrealistische achtergrond. Tot 1960 maakte hij overigens weinig originele schilderijen in die trant. Vooral Yves Tanguy (1900-1955) was zijn voorbeeld. Hij werd geboren in Haine-Saint-Paul, de plaats waar ook de Waalse surrealisten de groep Rupture in 1934 opgericht hadden. Ze sloten eerder aan bij de Parijse groep van Breton dan bij de Brusselse van Magritte. In 1939 viel de groep uit elkaar. Bury leerde Magritte in 1940 kennen en werd sterk door hem beïnvloed. Hij werd overigens lid van de Groupe surréaliste du Hainaut, die wel contact met de Brusselaars wilde behouden. Vanaf 1946 kreeg Bury alsmaar meer belangstelling voor de artistieke mogelijkheden van kleur en vorm, tot ongenoegen van zijn surrealistische vrienden. Van de weeromstuit kreeg Pol geen goeiedag meer van Magritte.
In 1950 geraakte Bury sterk onder de indruk bij het zien van een tentoonstelling van Calder in de Galerie Maeght in Parijs. Ondertussen was zijn werk geëvolueerd tot een spel met kleurvlakken. De figuren waren weg. In 1952 werd hij stichtend lid van de groep Art Abstrait, een organisatie die kunstenaars bijeen wou brengen die op verschillende wijze met de abstractie in de kunst begaan waren. Vanaf 1953 begon hij met zijn Plans Mobiles. Dit zijn schilderijen die hij uiteenlegt in hun formele onderdelen om ze vervolgens opnieuw samen te stellen in plastische en beweeglijke reliëfs. Hij wilde hiermee een derde dimensie bereiken. Veranderbaarheid was het thema geworden. De Plans Mobiles bestaan uit grote, verschillende beschilderde metaalplaten die op een beweeglijke as gemonteerd zijn zodat er meerdere composities mogelijk zijn. De kunstenaar heeft deze variaties in de hand. Van een vlekkenabstractie waarin het toeval de baas is, moet Bury niet weten. Deze discussie tussen lyrische en geometrische abstractie, zeg maar tussen intuïtie en rede of tussen spontaniteit en planning, wordt vanaf 1954 meer en meer gevoerd en leidt tot de opheffing van Art Abstrait in 1956.
Omdat het manueel laten wijzigen van de beweegbare vlakken door de toeschouwer de aandacht van het visuele dreigt af te leiden voorzag Bury in 1953 zijn werken voor het eerst van een elektromotor. Hij deed dit niet meer tussen 1954 en 1957, maar nadien met de Multiplans werd deze aandrijving het hoofdkenmerk van de constructies van Bury, al eens afgewisseld met magneten. Vanaf 1959 ontstond de reeks Ponctuations, het plaatsen van punten. Achter een stilstaande geperforeerde houten plaat werd met behulp van een motor een schijf in beweging gebracht die witte en zwarte puntjes te zien geeft. Vanuit zijn interesse voor het punt ontwikkelde zich via de cirkel aandacht voor de bol. Later kwamen daar ook de kubus en de cilindervormige kogel bij. Merkwaardig zijn ook de bolletjes die aan het uiteinde van nylondraadjes vibreren. Deze bosjes doen denken aan gras waarin de wind speelt, maar ook aan schaamhaar, zegt men. De koele abstractie blijkt ook een verlangen te koesteren naar erotische sensibiliteit. De relatie tussen de toeschouwer en vooral de kleinere werken is sowieso intiem. Alle aandacht is immers gericht op de trage beweging van de vormelementen, die men soms niet onmiddellijk opmerkt. Een beetje zoals men naar de adem luistert om te horen of iemand slaapt. Het ritme is overigens belangrijk in het werk van Bury. De beweging mag geen vrolijk automatisme worden. Hij zit met zijn werk ver van het spoor dat naar de kermis leidt bij de zoektocht naar de oorsprong van de kinetische kunst. De beweging is ingetogen en vandaar mysterieus. De sculpturen bewegen zich over het algemeen niet alleen uiterst langzaam, er worden ook lange en onregelmatige pauzes ingelast. Nooit te lang uiteraard want dan verslapt de aandacht, maar twintig seconden is lang bij zo’n ervaring. Het is sowieso een tijdsbeleving. Belangrijk is ook dat niettegenstaande het hier om kinetische kunst gaat, deze beweging voltrokken wordt binnen een constructie die zeer statisch is. De fotograaf toont het werk van Bury overigens willens nillens als stilstaande beelden. De gebruikte materialen spelen ook een belangrijke rol: hout, koper, messing, (verzilverd) aluminium, roestvrij staal en cortenstaal.
Losstaand van zijn ernstig abstract werk, heeft Pol Bury ook een eerder frivool deel in zijn oeuvre ontwikkeld. De surrealist in hem is nooit in de kiem gesmoord. Zijn Cinétisations (in beweging zetten) en Ramollisements (verslapping) geven bekende gebouwen en personen in een vervreemde vorm weer, zonder hen echter hun herkenbaarheid te ontnemen. Bury reageert hiermee tegen de verstarring van de cliché geworden symbolen. Of zoals Bury het zelf formuleert: “Met de ‘ramollissements’ van gezichten open ik vooral de aanval op ‘de grote denkers’ omdat zij, in de stortvloed van beelden die wij over ons krijgen, degenen zijn die de onbeweeglijkheid, de verstarring van de expressie cultiveren.” Of dit euvel aan de ‘grote denkers’ ligt betwijfel ik ten zeerste, maar het is wel duidelijk wat hij bedoelt.
Pol Bury is vrij vlug kunnen infiltreren in de Parijse kunstwereld en ook in New York vond hij zijn weg, wat hem tot één van de internationaal bekendste Belgische kunstenaars van zijn generatie maakt.