Humanistische beeldhouwkunst
De gevestigde naam na ’45 was Henry Moore (1898-1986), met zeer humanistisch getinte beelden. Ze zijn de officiële vertegenwoordigers geworden van een na-oorlogs socialistisch maatschappijbeeld dat vol vertrouwen naar de toekomst kijkt en gelooft in de onderlinge gelijkheid van de mens. Afwijkend van de realistische voorstelling van het lichaam, passen ze volledig in een modernistische kunstopvatting. Ze misstaan niet in de omgeving van Bauhaus architectuur. De wat gedrongen half-abstracte figuren stralen zekerheid uit, ondersteund door de zwaarte van hun bronzen volumes. E
r is echter ook nog een ander humanisme. Het wordt vertegenwoordigd door een even gerenommeerde beeldhouwer, met name Alberto Giacometti, gekend om zijn lang uitgerokken sculpturen. Dit huldigt niet de optimistische mogelijkheden van de mens als zelfgekroond, belangrijkste wezen van de kosmos. Het stelt, juist omgekeerd, de mens in vraag. Het wijst op zijn tekortkomingen en onvolmaaktheden. Het drukt de moeilijke weg uit die dit wezen, geboren met weinig natuurlijke bescherming en met cultuur als enig wapen, te gaan heeft op zoek naar een eigen zingeving. De mens is in deze reis “gedoemd” om “vrij” te zijn, twee woorden die men vóór Sartre niet placht met elkaar te verbinden.
Existentialisme
Wie Giacometti zegt, heeft inderdaad ook het woord “existentialisme” uitgesproken. Het woord “vrijheid” heeft zijn vrolijkheid verloren omdat Sartre het onmiddellijk verbonden heeft aan een sowieso ongezellig begrip, met name verantwoordelijkheid. De mens “is” niets, hij moet zichzelf nog worden en dat is niet één en al plezier. Wie er dat soort denken op nahoudt is doorgaans geen vrolijke Hans. De angst is dan ook het hoofdthema van deze existentialisten. Verlaten door God en zijn heiligen weten ze dat ze een eenzame wandeling af te leggen hebben met een kompas waarbij ze zelf het noorden moeten bepalen. Buiten hen-zelf is er niets dat leiding kan geven, geen God en geen ethisch gebod. Dit levensontwerp op zoek naar een zinvol bestaan is geen privé-plan. De ander is belangrijk. “Hij is de hel”, zei Sartre eens, en bedoelde daarmee dat we maar zijn zoals de anderen ons zien en beoordelen. Hier komt geen derde instantie aan te pas. Er zijn geen criteria zonder mensen.
Want Sartre is ook de man van het “engagement”, de inzet om met en voor de andere een betere maatschappij te bouwen. Sartre kent wat dit betreft een belangrijke rol toe aan de kunstenaar. Voor hem is kunst engagement. Het is niet de thematiek die een maatschappelijke boodschap moet uitdragen, maar de wijze waarop de kunstenaar de materie, waaruit het kunstwerk gemaakt wordt, doet spreken. Giacometti is dan ook een van zijn geliefkoosde kunstenaars. Wie het oeuvre van Sartre niet wil lezen, kan de existentialistische boodschap in een paar blikken zien via het werk van Giacometti, die op zijn wijze gezocht heeft naar de menselijke werkelijkheid. Giacometti stelt figuren voor vol van galante kwetsbaarheid en teergevoelige innerlijke aftakeling. Weerspiegelingen van aangetaste wereldbeelden in confrontatie met individuele fierheid. Stijlvolle ondergang, mondaine onderwereld, door de oude burgerlijke moraal verguisde voorbeelden van voorlopers van een nieuw relatief waardenstelsel. De nieuwe mens, door God en de zijnen verlaten. Figuren die innerlijke eigenheid en de beleving ervan aan het licht brengen, gekerfd in hun huid. Het zijn geen burgers die handelen als marionetten van de maatschappelijke conventie. Integendeel, het zijn acteurs van het onmaatschappelijke onconventionele, die in de negatie de vrijheid vinden om andere waarden in beeld te brengen, bij wijze van experiment.